Constantijn Huygens en Jacques Champion de Chambonnières

Dat Constantijn Huygens de Franse klaviervirtuoos Jacques Champion de Chambonnières ooit zou schrijven, stond in de sterren geschreven. Wellicht kwam Chambonnières voor het eerst onder Huygens’ aandacht dankzij Utricia Ogle. Ogle was de in Nederland geboren dochter van een Engelse legerofficier. Huygens leerde haar in 1642 kennen,[1] en in de daaropvolgende jaren ontwikkelde zich een hechte vriendschap waarin muziek een grote rol speelde. De jonge Utricia lijkt in de jaren 1620 een tijdje in Frankrijk te hebben verbleven, waar ze les kreeg van Chambonnières. Dat ze een uitmuntend klaveciniste was, was aan die laatste te danken, zo schreef Huygens aan Marin Mersenne.

Sieur de Chambonnières

Jacques Champion (III), Sieur de Chambonnières werd omstreeks 1601/1602 in Parijs geboren. Zijn vader, Jacques Champion (II), Sieur de La Chapelle, was klavecinist en organist aan het Franse hof. In 1621 droeg John Bull, die organist was in de Antwerpse kathedraal, een klavierwerk getiteld Juweel aan hem op. Drie vermoedelijke werken van Jacques Champion (II) duiken op in de Messaus-Bull-codex, een klavierhandschrift dat, volgens onderzoek van Rudolf Rasch, mogelijk aan de familie Duarte heeft toebehoord (over de familie Duarte zie onder meer https://brievenconstantijnhuygens.net/2022/03/19/constantijn-huygens-gaspar-duarte-en-henri-dumont/ en https://museumvleeshuis.be/nl/pagina/wie-zijn-de-duartes). Jacques Champions reputatie moest dus ook buiten Frankrijk bekend zijn geweest.

Over de eerste twintig jaren van het leven van zijn zoon, Jacques Champion (III), is weinig geweten. In de jaren 1620 lijkt hij in ieder geval klavecimbelonderricht te hebben gegeven. In 1632 droeg hij de titel ‘Gentilhomme ordinaire de la Chambre du Roy’ en was hij dus musicus aan het hof van Lodewijk XIII.

Marin Mersenne schreef in 1636 in zijn Harmonie universelle het volgende over Chambonnières:

Na te hebben geluisterd naar het klavecimbel bespeeld door de Sieur de Chambonnières […] kan ik mijn gevoel alleen maar uitdrukken door te zeggen dat men daarna niets meer zou moeten horen, of men nu verlangt naar mooie melodieën en fijne begeleidende harmonieën, schoonheid van ritme, fijne aanslag of lichtheid en snelheid van de handen en een delicaat gehoor. Het kan gezegd worden dat dit instrument zijn ultieme meester heeft ontmoet.

Chambonnières’ reputatie bleef in de daaropvolgende jaren groeien. Tot zijn leerlingen kon hij mettertijd de broers Louis, François en Charles Couperin, Jacques Hardel en Jean-Henri d’Anglebert rekenen. Daarmee was hij zowat de grondlegger van de Franse klavierschool.

Chambonnières’ klavecimbelmuziek circuleerde decennialang enkel in handschriften (pas in 1670 zou hij twee boeken met klavecimbelsuites in druk laten uitgeven). De werken werden gretig gekopieerd en gedeeld, ook in Huygens’ netwerk. In 1648 vroeg Gaspar Duarte aan Huygens om muziek van Chambonnières te bezorgen, en een jaar later deed William Swann, Utricia Ogle’s echtgenoot, hetzelfde. Swann wilde Chambonnières’ muziek delen met de Duitse klaviercomponist Johann Jakob Froberger. Voor Béatrix de Cusance stond de naam van Chambonnières gelijk met de hoogste muzikale kwaliteit, en volgens haar kon Francisca Duarte de muziek van Béatrix’ dochter als muziek van de Franse componist laten klinken – dat was meteen een erg mooi compliment voor Francisca Duarte.

‘Chaconne de Mr de Chambonnières’, Bauyn-handschrift. (Bibliothèque Nationale, Rés. Vm7 674-675)

Huygens’ belangstelling voor Chambonnières’ muziek liep, toevallig of niet, parallel met zijn grote interesse in het klavecimbel in de late jaren 1640 en vroege jaren 1650. In 1648 had Huygens zelfs een groot, nieuw instrument gekocht, gebouwd door de Antwerpenaar Joannes Couchet, de neef en leerling van Joannes Ruckers (zie https://brievenconstantijnhuygens.net/2020/05/06/een-klavecimbel-van-constantijn-huygens/). Het zou Huygens later niet ontgaan dat Chambonnières ook een Couchet-klavecimbel bezat. In 1645 vroeg Anna van Oostenrijk, de moeder van Lodewijk XIV, aan Chambonnières om een klavecimbel voor haar zevenjarige zoon te kopen. Het is niet ondenkbaar dat ook dat instrument een Couchet-klavecimbel was.

Rozet met de initiatlen ‘IC’, Joannes Couchet, in een virginaal, 1650. (Museum Vleeshuis, Antwerpen).

Huygens schrijft Chambonnières

Omstreeks 1650 lijkt de carrière van Chambonnières een hoogtepunt te hebben bereikt. Toch waren er tekenen van onvrede bij de componist, onder meer over zijn loon. Toen de kunst- en muziekminnende koningin Christina van Zweden na haar troonsafstand in augustus 1654 in Antwerpen arriveerde, bezocht ze de familie Duarte om er de dochters te horen zingen. Daar, in het netwerk van de Duartes en Constantijn Huygens, ontstond het idee om Chambonnières naar de Lage Landen te halen zodat hij in Brabant kon optreden en misschien zelfs in dienst kon treden van Christina van Zweden. Het plan draaide echter op niets uit, zoals Huygens zelf aangaf toen hij Chambonnières uiteindelijk schreef, op 2 juni 1655. Ook aan het hof in Den Haag was geen vacante betrekking voor Chambonnières, want ‘de grote prinsen’ van weleer, namelijk zij die een musicus als Chambonnières zouden steunen, ‘zijn niet meer’, aldus Huygens. In zijn brief van 2 juni 1655 gaf Huygens ook aan dat Chambonnières’ reputatie hem was vooruitgesneld dankzij ‘het muzikale huis Duarte’ en ‘Mevrouw Swann (voorheen Mejuffrouw Ogle)’. De brief was de eerste in een relatief korte, maar erg waardevolle correspondentie tussen Huygens en Chambonnières. Huygens’ brieven zijn vaak de enige bron over bepaalde aspecten van Chambonnières’ leven.

Het was niet Constantijn, maar zijn zoon Christiaan die Chambonnières als eerste persoonlijk zou ontmoeten. Christiaan arriveerde in juli 1655 in Parijs. Enige tijd later hoorde hij Chambonnières spelen op een bijeenkomst van Les Honnêtes Curieux, een door hem opgerichte vereniging. Achteraf was Christiaan welkom bij Chambonnières thuis om nog verder naar klavecimbelmuziek te luisteren, wellicht gespeeld op het Couchet-instrument. Christiaan was erg onder de indruk van ‘de schoonheid van het spel van de heer Chambonnières’. Toen hij enkele maanden later nogal plots moest terugkeren naar Den Haag, zou zijn vader klagen dat hij te weinig van Chambonnières’ muziek had meegebracht.

Met Chambonnières ging het in de daaropvolgende jaren echter steeds minder goed. In februari 1657 werd Étienne Richard, en niet Chambonnières, aangesteld als klavecimbelleraar van Lodewijk XIV, een duidelijk signaal dat Chambonnières’ ster tanende was. Chambonnières leefde boven zijn stand – hij eigende zich wellicht onterecht de titel markies toe – en verkeerde voortdurend in geldnood. Huygens nodigde Chambonnières in Den Haag uit , als dank voor de warme ontvangst die Christiaan in Parijs had ontvangen, maar dat bezoek is er nooit gekomen. In december 1660 hoorde Christiaan Huygens Chambonnières opnieuw aan het werk, maar ditmaal was zijn oordeel een stuk minder positief. Constantijn Huygens bleef hem niettemin verder steunen. In een brief aan Otto von Schwerin prees hij Chambonnières en drukte hij de hoop uit dat die laatste een betrekking zou vinden aan het hof van de keurvorst. Opnieuw bleef het idee zonder gevolg. Kort daarna deed Chambonnières afstand van zijn publieke functies, en trad hij nog slechts zelden op. Begin 1672 overleed hij. Tot zijn nalatenschap behoorden twee klavecimbels en ongeveer 150 klaviercomposities. Uit Huygens’ correspondentie was de Franse virtuoos dan al lang verdwenen.

‘Chaconne de Mr de Chambonnières’

Van 26 maart tot en met 26 juni 2022 loopt in het Snijders&Rockoxhuis en Museum Vleeshuis de tentoonstelling Klavier: virginalen, klavecimbels en orgels verbeeld in de 16de en de 17de eeuw. De tentoonstelling werd geïnspireerd door de familie Duarte en hun activiteiten als musici en kunstverzamelaars. Meer info op www.museumvleeshuis.be en www.snijdersrockoxhuis.be. Aan klavecinist Mario Sarrechia vroegen we bij Museum Vleeshuis om een compositie van Chambonnières op te nemen. Mario koos voor een chaconne die werd overgeleverd in het Bauyn-handschrift. Uit dat handschrift nam Korneel Bernolet ook al een pavane van Henri Dumont. Voor zijn opname gebruikte Mario een tweemanualig klavecimbel door Titus Crijnen, gebouwd naar een instrument van Joannes Ruckers uit 1624.

Timothy De Paepe, 31 maart 2022

Museum Vleeshuis, Antwerpen

Timothy De Paepe schreef in de bundel Constantijn Huygens: een leven in brieven een bijdrage over een brief van Joannes Couchet aan Constantijn Huygens over het klavecimbel dat hij speciaal voor hem had gebouwd. In Huygens’ Hofwijck bevindt zich een replica van een zeventiende-eeuws Rückers klavecimbel, gebouwd door Titus Crijnen, als bruikleen ter beschikking gesteld door Masato Suzuki.


[1] (Rudolf Rasch, ‘“Aensienlicxte der Vrouwen, Aenhoorlixte daer toe.” Utricia Ogle in de ogen (en oren) van Constantijn Huygens’, in Vrouwen rondom Huygens, 2010, p.134).

2 gedachten over “Constantijn Huygens en Jacques Champion de Chambonnières

Reacties zijn gesloten.