Huygens’ laatste muziekbrief

Zoals Rudolf Rasch’ 300 brieven over muziek van, aan en rond Constantijn Huygens (2007) duidelijk maakt, is muziek een belangrijk en vaak weerkerend onderwerp in Huygens’ correspondentie. Huygens’ oudste overgeleverde muziekbrief dateert van 20 maart 1609, en is de korte brief van een dertienjarige, plichtsbewuste zoon aan zijn vader (brief 4). De laatste brief, die het onderwerp is van dit blogbericht, dateert van 20 januari 1687 en is de brief van een negentigjarige man die in amper 400 woorden terugblikt op een leven mét en vol van muziek (brief 7251). Huygens schreef de brief nauwelijks twee maanden voor zijn dood. Dat alles maakt het tot een van Huygens’ meest persoonlijke en ontroerende brieven.

Tussen Huygens’ eerste en laatste brief ligt een hele wereld die wordt bevolkt door componisten, professionele musici en muziekliefhebbers, en die bovenal wordt gekenmerkt door vele vriendschappen. Zo speelde muziek een grote rol in Huygens’ relaties met Maria Casembroot, Utricia Ogle en Béatrix de Cusance. Maar de langstdurende muziekvriendschap die Huygens zou aanknopen, was die met de Antwerpse familie Duarte, en meer bepaald met vader Gaspar Duarte en diens oudste zoon Diego.

Brief van Constantijn Huygens aan Diego Duarte, 20 januari 1687, Koninklijke Bibliotheek, Den Haag

Duarte

Gaspars vader was, in de tweede helft van de zestiende eeuw, weggetrokken uit Portugal. In Antwerpen bouwden achtereenvolgens Gaspars vader, Gaspar zelf en ten slotte zijn oudste zoon Diego een succesvolle en internationaal gereputeerde juwelenhandel uit. Die juwelenhandel was initieel de reden waarom Huygens en Gaspar Duarte brieven uitwisselden. Huygens was omstreeks 1640 immers op zoek naar een juweel voor het stadhouderlijke hof, bestemd voor de Engelse prinses Mary. Maar vrijwel onmiddellijk nam het thema muziek een belangrijke plaats in de brieven in. Gaspar Duarte was, net als Huygens, een groot muziekliefhebber en hij speelde zelf muziek. Voor Duarte was er bovendien nog meer aan de hand: hij en zijn gezin leefden als katholieken in een katholieke stad, maar ze hadden joodse wortels, en om die joodse wortels werden ze vaak met wantrouwen benaderd. Gaspar moet al snel hebben ontdekt dat muziek een universele taal was die geografische en religieuze grenzen kon overstijgen en hem kon helpen om contacten te leggen en vriendschappen aan te gaan.

Gonzales Cocques en/of atelier, Portret van een familie (De familie Duarte) (Stift St. Paul, Lavanttal, in bruikleen aan het Snijders&Rockoxhuis, Antwerpen).

Gaspar Duarte zorgde ervoor dat (de meesten van) zijn twee zonen en vier dochters een doorgedreven muziekopleiding genoten. En vanaf jonge leeftijd gaven Gaspar en enkele van zijn dochters huisconcerten waarop handelscontacten en vrienden uit zowat heel West-Europa aanwezig waren. Jood, katholiek, anglicaan en calvinist waren welkom. Het hoogtepunt van de concerten lag tussen 1635 en 1650. In 1653 overleed Gaspar Duarte, waarna het muziekleven van de Duartes een meer privaat karakter lijkt te hebben gekregen.

Met Gaspars dood nam zijn zoon Diego de rol als Huygens’ correspondent over. De briefwisseling die Huygens en Diego Duarte voerden, zou pas eindigen met Huygens’ dood op 28 maart 1687. Huygens’ allerlaatste brief waarin muziek een rol speelde, de brief van 20 januari 1687, was aan Diego Duarte gericht. In die brief denkt Huygens bovendien nog eenmaal uitdrukkelijk terug aan Gaspar, ‘mijn goede vriend en heer Uw vader saliger’. Het was de laatste bladzijde in een vriendschap die vijf decennia had geduurd en daarmee een belangrijke constante in Huygens’ leven was geweest.

Doorheen de jaren converseerde Huygens met Gaspar en Diego Duarte over allerlei onderwerpen: familiale nieuwtjes, praktische vragen om hulp, de uitwisseling van informatie allerhande. Maar steeds opnieuw keerde de conversatie terug naar de muziek. Dat de vriendschap tussen Huygens en de Duartes zo duurzaam bleek te zijn, heeft mogelijk te maken met het feit dat Huygens op muzikaal vlak veel van zichzelf in de Duartes herkende. Tot op zekere hoogte waren de families immers een spiegel voor elkaar, allebei bijzonder begaafd, met brede (culturele) interesses en een grote muzikale honger en nieuwsgierigheid.

Instrumenten

Gaspar Borbon, viola da gamba (Museum Vleeshuis, Antwerpen)

Als het over muziek ging, hoefde Constantijn Huygens niet als een luisteraar aan de zijlijn te blijven staan. In die allerlaatste muziekbrief, de brief van januari 1687, verwijst Huygens naar ‘de vijffderhande instrumenten’, de vijf instrumenten, die hij beheerste, namelijk de luit, de viola da gamba, het klavecimbel, de theorbe en de gitaar. Volgens zijn eigen getuigenis leerde Huygens al zingen toen hij twee jaar oud was, leerde hij de viola da gamba te bespelen vanaf zijn zevende, en de luit vanaf zijn achtste. Klavecimbel en orgel volgden toen hij ongeveer zeventien was. Later maakte Huygens ook kennis met de getheorbeerde luit en de theorbe. Die laatste is wellicht te zien op het portret dat Thomas De Keyser van Huygens maakte. En tegen 1670 had Huygens de gitaar aan dat lijstje toegevoegd.

Thomas de Keyser, Portret van Constantijn Huygens en zijn secretaris (detail). Rechts, op de tafel, onder de papieren, ligt een getheorbeerde luit. (National Gallery, Londen)

Huygens’ instrumenten waren ook de instrumenten van de Duartes. Dat blijkt onder meer uit een brief waarin Gaspar Duarte aan Huygens uitlegt in welke diverse bezettingen hij en zijn kinderen concerten gaven. Tijdens die concerten zongen Gaspar en zijn dochters, en bespeelden ze onder meer het klavecimbel of het virginaal, de viola da gamba, de theorbe en de luit. Dochter Leonora stond bekend als een begaafd zangeres, en haar zus Francisca was een bijzonder virtuoos klaveciniste. Een lofdicht van Huygens’ vriendin Anna Roemers Visscher getuigt van de hoge kwaliteit van hun muziekuitvoeringen. En ook onder meer de Engelse royalistische vluchtelinge Margaret Cavendish en de Zweedse koningin Christina hadden lof voor de muziekkunsten van de dochters Duarte.

Huygens’ muzikale interesse ging verder dan het louter uitvoeren van muziek. Hij was geïnteresseerd in muziektheorie en in evoluties in de instrumentenbouw. Omstreeks 1648 wilde Huygens een nieuw klavecimbel aanschaffen. En daarvoor zocht hij de bemiddeling van Gaspar Duarte.[1]  Huygens wilde een klavecimbel uit de ateliers van de familie Ruckers-Couchet, maar had heel specifieke wensen over de uitzonderlijke omvang van het klavier en de besnaring. Die wensen moest Gaspar Duarte aan de bouwer, Joannes Couchet, overbrengen. Dat deed Duarte met plezier, want ook hij ging zich graag bemoeien in het atelier. Het resultaat was een instrument zoals Couchet er nog nooit een had gebouwd.

Muziekbibliotheek

In de families Huygens en Duarte werd niet alleen gemusiceerd, er werd ook gecomponeerd. Aan Duartezijde werden slechts zeven muziekwerken overgeleverd, sinfonias gecomponeerd door Leonora en bewaard in een handschrift uit de bibliotheek van Christ Church, Oxford. Een veelvoud aan composities is verloren gegaan, dat blijkt ook uit Huygens’ laatste muziekbrief. Huygens schreef die brief om Diego Duarte te bedanken. Diego had hem kort tevoren immers zijn integrale psalmcomposities bezorgd, een project waaraan hij minstens vijftien jaren had gewerkt en waarvan hij het resultaat aan Huygens wilde opdragen. Al deze psalmcomposities zijn verloren gegaan.

In dezelfde brief verwijst Huygens naar de meer dan 800 muziekwerken die hij zelf doorheen zijn leven had gecomponeerd. Vandaag is van die meer dan 800 werken slechts een fractie overgeleverd, namelijk de 39 werken voor stem en basso continuo verzameld in Huygens’ Pathodia sacra et profana, enkele losse liederen en een instrumentale allemande.

Constantijn Huygens, Laetatus sum (uit: Pathodia sacra et profana), bewerkt en uitgevoerd door Korneel Van Neste (contratenor), Justin Glaie (luit), Nina Przewoźniak (viool) en Pieter De Moor (traverso). Museum Vleeshuis, Antwerpen.

Huygens’ correspondentie geeft ons een idee van de inhoud van zijn verloren gegane muziekbibliotheek. Er waren de eigen composities: vele honderden werken voor luit en theorbe en wellicht een kleiner aantal composities voor viola da gamba, gitaar en klavecimbel. Waarschijnlijk gaat het vooral om korte, dansante stukken zoals courantes, gaillardes, gigues, sarabandes. Ook waren er heel wat werken die in hun titel de naam droegen van familie en vrienden, zoals de Plaintes de madame la Duchesse de Lorraine en de Plaintes de Madame la princesse sa fille, en de Tombeaux et funérailles de Monsieur Duarte (brief 5338). Tot de bibliotheek behoorde allicht ook Huygens’ bundel Pathodia sacra et profana in de overgeleverde versie met basso continuo, maar wellicht ook in een versie met luittablatuur en in een versie voor drie zangstemmen.

Met ruim 800 composities was Huygens een van de meer productieve Nederlandse componisten uit zijn tijd. Helaas toonden zijn nazaten amper interesse voor zijn muziekbibliotheek en ging bijna alles verloren. Er is natuurlijk nog altijd de hoop dat een deel van die verloren gegane muziek ooit opduikt. In 1738 ontdekte de Zeeuwse auteur Pieter de la Ruë drie oblong banden in de Middelburgse boekhandel van de gebroeders Callenfels. In de banden had Huygens minstens 115 van zijn eigen luitcomposities samengebracht.De gebroeders Callenfels hadden de banden verworven via een Haagse boekhandelaar en uitgever, en die had ze op zijn beurt gekocht ‘van een Jood’.[2]

George Kockers, Portret van Pieter de la Ruë (Rijksmuseum, Amsterdam).

Huygens’ bibliotheek bevatte niet alleen muziek van hemzelf, maar ook van andere componisten. Allicht dus ook van de Duartes, zoals Diego’s complete psalmzettingen, maar ook losse liederen en andere werken. In zijn brief van 20 januari 1687 heeft Huygens het over de ‘de successie van de musieckale productiën, daer mede het edele huys Duarte van allen tijden de wereld heeft verheught ende vereert’. Toch zal de muziekproductie van de Duartes maar een fractie hebben uitgemaakt van Huygens’ totale muziekbibliotheek.

De veilingcatalogus van zijn bibliotheek vermeldt ongeveer 80 gedrukte muziekboeken. Het gaat daarbij om uitgaven met muziek van beroemde componisten als Jan Pieterszoon Sweelinck en Orlandus Lassus, maar ook van de nauwelijks bekende Joannes De Haze, een goede Antwerpse vriend en muziekpartner van Diego Duarte.

Daarnaast ging Huygens vaak rechtstreeks naar de bron en onderhield hij contacten met componisten als Jacques Champion de Chambonnières, Giovanni Paolo Foscarini, Jacques de Saint-Luc, Nicholas Lanier, Henri Dumont, Joseph en Pierre de la Barre, Thomas Gobert, Jacob Froberger en Jacques Gaultier. Sommige componisten zou Huygens persoonlijk ontmoeten, in Londen of Parijs, maar in andere gevallen bleef het bij brieven. Vaak was dat contact gedurende een korte tijd intens en verwaterde het weer na enkele jaren. Sommige componisten, zoals Lanier en Chambonnières behoorden ook tot de kennissen van de Duartes.

Samen gingen Huygens en de Duartes op zoek naar interessante componisten, en speelden ze namen aan elkaar door. Ook benutten ze elkaars netwerk ten volle voor het verzamelen en uitwisselen van muziekstukken. Wat de ene familie in handen kreeg werd al eens gekopieerd voor de andere. Zo beschikte Huygens over de bundel Konincklycke Fantasieën met muziek van Thomas Lupo, Giovanni Coprario en Orlando Gibbons. En daar werd uit gekopieerd voor de Duartes en hun huisconcerten (brief 4910). Ook de muziek van Chambonnières werd gretig gedeeld. En vaak werden de werken weer verder doorgegeven aan andere vrienden zoals Utricia Ogle of Béatrix de Cusance.

Een medicijn bij verdriet

Muziek was, in de zeventiende eeuw, zelden vrijblijvend vermaak. Ouders van stand die hun kinderen een verfijnde opvoeding wilden geven en daar de financiële middelen voor hadden, zorgden voor muzieklessen. Vaak viola da gamba of een tokkelinstrument zoals de luit voor de jongens, en klavierinstrumenten, zoals het klavecimbel, voor de meisjes. Constantijn Huygens beheerste ze allemaal. Je moest overigens niet overdrijven in dat musiceren, want opscheppen met je talent was dan ijdel en zondig. Je wilde als amateur ook niet verward worden met een professionele musicus die met ijdele virtuositeit zijn boterham verdiende. Kortom, het moest liefhebberij blijven. Dat is één van de redenen waarom Huygens’ naam niet op de titelpagina van zijn Pathodia prijkt, maar hij er enkel wordt aangeduid met het Latijnse woord ‘occupatus’, drukbezet man.

Muzieklessen deden ook meteen dienst als levenslessen: muziek had een mathematische basis en weerspiegelde het universum. Muziek bracht harmonie in het leven, want ‘de musique geene teghenstrijdicheijt in haerselven en tollereert’, schreef Diego Duarte aan Huygens. En is de partituur op het portret van Huygens en zijn echtgenote ook geen symbool van huwelijkse harmonie?

Jacob van Campen, Dubbelportret van Constantijn Huygens en Suzanna van Baerle (Mauritshuis, Den Haag).

Hoe Constantijn Huygens, de Duartes en heel wat tijdgenoten naar muziek keken, wordt prachtig samengevat door een spreuk die Antwerpse klavecimbel- en virginaalbouwers wel eens op de deksels van hun instrumenten aanbrachten. Die spreuk is bovendien ook te zien op een schilderij van Johannes Vermeer (van wie Diego Duarte een werk bezat). Omstreeks 1660-1662 schilderde Vermeer Dame aan het virginaal met een heer, beter bekend als De muziekles. Op dat werk zijn een musicerende dame en heer te zien én een Antwerps virginaal, wellicht van het huis Ruckers-Couchet waarvan Huygens ook een instrument bezat. Op het deksel valt het motto ‘Musica letitiae comes, medicina dolorum’, ‘muziek is een gezel bij vreugde, een medicijn bij verdriet’, te lezen.

Johannes Vermeer, Dame aan het virginaal met een heer (De muziekles) (Royal Collection Trust; afbeelding: Wikimedia).

Huygens was zijn ouders dankbaar voor de muzikale opvoeding die hij genoten had en stelde uitdrukkelijk dat hij door de muziek van veel mensen vriendschap en waardering had ondervonden. De vriendschap met de Duartes was daar slechts één voorbeeld van. Daarnaast kon Huygens zich, zo blijkt uit de brief van 20 januari 1687, nog steeds vermaken met de theorbe – het resultaat was goed genoeg opdat ‘een droncken boer het gebreck niet en soude gewaer werden’. Kortom, muziek was steeds een bron van en gezel bij vreugde geweest.

Maar muziek kon ook troosten. Toen Gaspar Duarte in 1653 was overleden, rouwde Huygens. ‘[Un Orage] vient de tomber sur ce beau Mont Parnasse à Anvers’, ‘een onweer heeft de Antwerpse Parnassusberg getroffen’, noteerde hij. Het bleef echter niet bij woorden: Huygens zou ook muziek componeren ter nagedachtenis van zijn overleden vriend, en hij riep anderen op om hetzelfde te doen. De muziek was hier nog misschien vooral een publiek eerbetoon. Maar in latere jaren lijkt muziek ook de rol van persoonlijke troost en afleiding bij verdriet te zijn geweest. In de brief van 20 januari 1687 drukt Huygens de hoop uit dat Diego Duarte in de muziek afleiding zou kunnen vinden in ‘dese anders verdrietighe eensaemheijt’. Diego Duarte was op dat ogenblik de laatste Antwerpse Duarte die nog in leven was – zijn broer en zussen waren tussen 1674 en 1685 allemaal, ongehuwd en kinderloos, overleden.

De brief van 20 januari 1687 is een heel persoonlijke brief aan een oude vriend. Voor de laatste keer worden herinnering opgehaald, aan lang geleden, aan het muzikale kunnen van weleer en aan de vele composities die Huygens’ en de Duartes hebben geproduceerd. Huygens klaagt hoe jicht hem het spelen moeilijk maakt, maar hij wil de muziek nog niet opgeven. En hij hoopt dat Diego Duarte troost kan vinden in het musiceren. Wellicht is er geen brief in Huygens’ oeuvre die mooier uitdrukt hoe ‘muziek een vriend kan zijn bij vreugde, en een medicijn bij verdriet’, en dat is wellicht ook hoe Huygens en de Duartes elkaars brieven hebben ervaren.

Timothy De Paepe


[1] Zie Timothy De Paepe, ‘Huygens’ klavecimbel’, in: Ineke Huysman en Ad Leerintveld (eds.) Constantijn Huygens. Een leven in brieven (Soest 2022) 170-175.

[2] S.D. Post, ‘Constantijn Huygens’ Muscae. Achttiende-eeuws handschrift werpt nieuw licht op Huygens’ nagelaten composities’, in De Zeventiende Eeuw 8 (1992), 275-281.


Constantijn Huygens, Gaspar Duarte en Henri Dumont

Op 12 november 1653 overleed Gaspar Duarte (I) in zijn woning aan de Meir in Antwerpen. De van oorsprong Portugees-joodse Duarte werd enkele dagen later begraven in zijn Antwerpse parochiekerk, de Sint-Jacobskerk, begeleid door drie koren en acht speellieden, op de tonen van een indrukwekkend requiem van Philippus van Steelant (1611-1670). In Den Haag treurde Constantijn Huygens in woord én muziek om zijn overleden vriend.

Huygens’ overgeleverde brieven zijn de getuigen van de jarenlange banden en vriendschap tussen de Haagse diplomaat enerzijds en de Antwerpse juwelenhandelaar anderzijds. In 1624, in een brief van Huygens’ moeder Susanna aan Constantijn, dook de naam Duarte (‘De Wartte’) voor het eerst op in Huygens’ correspondentie. Veertien jaar later viel Duartes naam opnieuw, dan in een brief van Giuliano Calandrini. Die laatste schreef gloedvol over de muzikale kwaliteiten van de Antwerpse familie. Vanaf 1641 waren Gaspar Duarte en vervolgens ook diens kinderen steeds vaker correspondenten van Huygens. Er werd initieel vooral over zaken gesproken, maar de brieven hadden meteen een persoonlijk en erg hartelijk karakter. Wat Constantijn Huygens bovenal verbond met de familie Duarte was een gedeelde passie voor muziek. Tot aan Huygens’ dood zou muziek centraal staan in de correspondentie tussen hemzelf en de Antwerpse familie. (Over Huygens en de muziek zie Rudolf Rasch (red.), Driehonderd brieven over muziek van, aan en rond Constantijn Huygens (2007) en Ineke Huysman & Ad Leerintveld (red.), Constantijn Huygens: een leven in brieven (2022).)

Toen Huygens in 1648 een nieuw klavecimbel wilde kopen, was het Gaspar Duarte die hem hielp. Antwerpen had immers de reputatie verworven de hoofdstad van de klavecimbelbouw te zijn, en Duarte kende de belangrijkste bouwers persoonlijk. Hij bemiddelde dan ook graag bij Huygens’ bestelling bij de befaamde klavecimbelbouwer Joannes Couchet (1615-1655).

Lucas Vorsterman (I), Portret van Gaspar Duarte (1584-1653). Deze gravure werd na het overlijden van Duarte gemaakt als herinnering en eerbetoon. In 1657 schreef Huygens een gedicht bij het portret, ‘In effigiem C. Duarti’. (Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet, Antwerpen).

Net als Huygens en zijn kinderen waren ook Gaspar Duarte en diens kinderen zeer getalenteerde musici. Regelmatig gaf het gezin huisconcerten die werden bijgewoond door internationale gasten. Constantijn zou meermaals in het stadspaleis van de Duartes verblijven. Én hij maakte er kennis met Béatrix de Cusance, die een zeer goede vriendin van Huygens zou worden. Ook Béatrix de Cusance koesterde een grote liefde voor de muziek.

Bij het overlijden van Gaspar Duarte rouwde Huygens. ‘[Un Orage] vient de tomber sur ce beau Mont Parnasse à Anvers’, noteerde hij in een van zijn brieven. In een grafdicht vergeleek Huygens Duarte met Amphion, een van de grote musici uit de Griekse mythologie. Het bleef echter niet bij woorden: Huygens zou ook muziek componeren ter nagedachtenis van zijn overleden vriend, de ‘tombeaux et funérailles de Monsieur Duarte’ (brief 5338), zowel voor luit als klavecimbel. Hij riep ook anderen op om muziek te schrijven, zoals de Franse componist Joseph Chabanceau de La Barre (1633-1678) (brief 5333).

In het voorjaar van 1655 stuurt Huygens ‘de stukken die opgedragen waren aan de nagedachtenis van de heer Duarte’ op naar Duartes kinderen (brief 5399, vertaling Rudolf Rasch). Hij voegde daar een klaaglijke pavane bij van de Franse componist Henri Dumont (ca.1610-1684). Huygens’ zoon Christiaan had Dumont eerder datzelfde jaar in Parijs ontmoet, en in de daaropvolgende 20 jaren zouden Constantijn Huygens en Dumont elkaar met enige regelmaat schrijven, al zijn Dumonts brieven helaas verloren gegaan.

Huygens liet achteraf aan Dumont weten dat de familie Duarte diens pavane erg goed had ontvangen. Ongetwijfeld heeft Gaspars dochter Francisca, die bekend stond om haar kwaliteiten als klaveciniste, het werk onmiddellijk op de lessenaar genomen van een van de vele klavecimbels en virginalen die de familie in huis had.

‘Pavanne de Monsr. Dumont’, Bauyn-handschrift (Bibliothèque Nationale, Rés. Vm7 674-675).

Musicoloog Rudolf Rasch stelt dat de pavane die Huygens aan de Duartes zond ‘zeer waarschijnlijk de pavane [is] die te vinden is in het zogenaamde “Handschrift Bauyn”’. Ter gelegenheid van het verschijnen van Constantijn Huygens: een leven in brieven lieten we bij Museum Vleeshuis Dumonts pavane opnemen door klavecinist Korneel Bernolet. Bernolet is docent aan het Koninklijk Conservatorium en geeft zeer regelmatig les in het museum op een van de historische Antwerpse klavecimbels. Voor de opname koos hij echter geen Antwerps klavecimbel, maar (een kopie van) een 17de-eeuws Italiaans instrument, met een heel eigen klankkleur.

Van 26 maart tot en met 26 juni 2022 loopt in het Snijders&Rockoxhuis en Museum Vleeshuis de tentoonstelling Klavier: virginalen, klavecimbels en orgels verbeeld in de 16de en de 17de eeuw. De tentoonstelling werd geïnspireerd door de familie Duarte en hun activiteiten als musici en kunstverzamelaars. Meer info op www.museumvleeshuis.be en www.snijdersrockoxhuis.be.

Timothy De Paepe, 20 maart 2022

Museum Vleeshuis, Antwerpen

Timothy De Paepe schreef in de bundel Constantijn Huygens: een leven in brieven een bijdrage over een brief van Joannes Couchet aan Constantijn Huygens over het klavecimbel dat hij speciaal voor hem had gebouwd. In Huygens’ Hofwijck bevindt zich een replica van een zeventiende-eeuws Rückers klavecimbel, gebouwd door Titus Crijnen, als bruikleen ter beschikking gesteld door Masato Suzuki.