Poëzie als medicijn en potten van porselein

Drie brieven van gouverneur-generaal Specx aan Huygens

Titelpagina van Constantijn Huygens’ Ooghen-troost, 1647.

In 1647 liet Constantijn Huygens bij de Elseviers in Leiden zijn gedicht Eufrasia. Ooghen-troost, aen Parthenine, bejaerde maegd. Over de verduysteringh van haer een ooghe drukken. Het was aanvankelijk bedoeld om zijn vriendin Lucretia van Trello (ca. 1590- 1663)[1] te troosten. Zij was aan één oog blind geworden. Hij stuurde dit troostgedicht, dat hij voltooide op 5 januari 1647, in handschrift aan haar op. Het gedicht was toen niet langer dan zo’n vierhonderd regels. Huygens bleef aan het gedicht werken. Hij breidde het uit tot maar liefst duizend en twee regels en maakte van een particulier gedicht voor een vriendin een boek voor een algemeen publiek door bijvoorbeeld de naam van de bestemmelinge te vervangen door het anonieme ‘Parthenine, bejaerde maegd’. Ook zijn er in de druk tweemaal zoveel Griekse en Latijnse citaten toegevoegd. Hierdoor werd het Nederlandstalige gedicht eveneens voor lezers die liever Latijn lazen, toegankelijk en presenteerde Huygens zich als een humanist.[2]

Presentexemplaren

Het boek verscheen nog in het voorjaar van 1647. Uit zijn briefwisseling blijkt dat Huygens exemplaren ervan stuurde aan onder anderen de dichter en theoloog Jacobus Revius (4583), aan zijn vrienden Descartes (n0279) en Caspar Barlaeus (4704), aan de ex-leraar van zijn zonen Henrik Bruno (4636), aan de Deense diplomaat Corfits Ulefeldt (4586), aan de pastoor van Loon op Zand Benediktus van Kessel (4610) en aan de sterrenkundige katholieke priester Godefridus Wendelius (4616). De receptiegeschiedenis van Huygens’ Eufrasia kan nu dankzij de vondst van een niet eerder bekende brief worden uitgebreid.

Gouverneur-generaal Specx

In het Dordts Archief wordt namelijk een brief (n0629) bewaard van Jacques Specx van 11 mei 1647. Specx, die ook geteisterd wordt door een oogkwaal, bedankt Huygens erin voor het hoogwaardige geschenk met zijn godsvruchtige en geestelijke medicinale inhoud. Het heeft hem zo’n troostrijk medicijn opgeleverd als hij tot dan toe nog van geen dokter, oogarts of chirurgijn heeft genoten.

Anonieme kunstenaar, portret van gouverneur-generaal Specx. Rijksmuseum Amsterdam

Jacques Specx (ca. 1588-1652) is vooral bekend geworden als initiatiefnemer van de jarenlange exclusieve handel die de Vereenigde Oostindische Compagnie heeft kunnen drijven met Japan en Korea. Hij werd in 1609 hoofd van de factorij in Hirado. Deze handelspost bestuurde hij ongeveer tien jaar, daarna werd hij president van de Schepenbank in Batavia en lid in de Raad van Indië. In 1627 moest hij op uitdrukkelijk verzoek van de Heren XVII terug naar Holland om zich te verantwoorden voor zijn gebrekkige boekhouding. Hij trouwde in Holland met Maria Odilia Buys (1615-1636), een kleindochter van landsadvocaat Paulus Buys. Met haar vertrok hij in 1629 opnieuw naar Indië. Hij arriveerde daar een dag na de dood van Jan Pietersz. Coen, wiens begrafenis hij regelde. Door de Raad van Indië werd hij meteen tot interim gouverneur-generaal benoemd. Hij bleef dit tot september 1632. In 1633 was hij terug in Holland. Hij ontving een riant maandgeld en kon gaan rentenieren. Hij vestigde zich in Amsterdam waar hij een belangrijke verzameling Indische, Japanse en Chinese voorwerpen en schilderijen bijeenbracht. Hij bezat onder meer vijf schilderijen van Rembrandt.[3] Later werd hij bewindhebber van de Westindische Compagnie. Specx hertrouwde na de dood van zijn eerste vrouw met Magdalena Doublet (*1595).[4] Zij was een zus van Philips Doublet (1590-1632) die met Geertruydt Huygens (1599-1680) een zus van Constantijn Huygens was getrouwd.

Potten van porselein

Specx was geen onbekende voor Huygens. Uit 1636 is er een brief van hem aan Huygens (1367) waarin hij hem bedankt voor wat hij voor zijn zwager Buys heeft gedaan, en als blijk van dankbaarheid ‘een cleijn Indisch manufactuijrken’ stuurt voor ‘Me vrouwe  UE. ghemale’. En in 1640 verontschuldigt Specx zich in een brief (2577) voor zijn traagheid in het uitvoeren van een ‘commissie’ van Huygens voor ‘Porceleine potten’. Hij heeft lang gezocht naar de bedoelde potten, maar geen andere kunnen vinden dan één uit ‘ons huijs’ en drie ‘bij David van Milden’.[5]

Jacques Specx blijkt dus Constantijn Huygens te hebben geholpen aan waarschijnlijk Chinees porselein voor zijn kabinet. Blijkens de nu ontdekte brief uit 1647 heeft Huygens op zijn beurt Specx, via hun gemeenschappelijke zwager, raadsheer Philips Doublet, met een exemplaar van zijn Ooghen-troost poëtisch getroost toen diens gezichtsvermogen ‘overswack’ was.

Ad Leerintveld


[1] Zie over haar Els Kloek: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Trello

[2] Het gedicht is uitgegeven door F.L. Zwaan (Groningen, Wolter’s Noordhoff/Bouma’s Boekhuis, 1984). Zie ook: C.W. de Kruyter, Constantijn Huygens’ Oogentroost. Een interpretatieve studie. (Meppel, Boom 1971) en Lise Gosseye, Reading towards the Light. Constantijn Huygens’ Ooghentroost at the beginnings of modernity. (Gent 2011, proefschrift Universiteit Gent).

[3] Gary Schwartz schildert een levendig portret van de man in zijn Rembrandt, zijn leven, zijn schilderijen (Maarssen 1984, 100-101).

[4] Ondertrouw op 24 april 1638 te Amsterdam.

[5] David van Milden dreef een handel in Oostindische waren in de Haarlemmerstraat te Amsterdam. Zie: Stadsarchief Amsterdam, https://archief.amsterdam/archief/5075/2367

Terugblik congres Constantijn Huygens. Een leven in brieven

Op vrijdag 2 december 2022 vond in de Aula van de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag een congres plaats ter gelegenheid van de voltooiing van het project Huygens’ Briefwisseling Online (resources.huygens.knaw.nl/briefwisselingconstantijnhuygens), georganiseerd door Huygens Instituut, NL-Lab, KB | nationale bibliotheek van Nederland en Vrienden van de KB.

Thema’s waren: muziek, kunst, architectuur, politiek, wetenschap, parfum, nieuwe brieven en ontdekkingen. Met mooie verhalen over deze onderwerpen uit de briefwisseling van Constantijn Huygens, verteld door gerenommeerde sprekers, kwamen hij en zijn tijdgenoten met behulp van beeld, geluid én geur tot leven op het congres ‘Constantijn Huygens. Een leven in brieven’.

Van deze dag zijn een fotoreportage en video-opnames (een speciaal kanaal op Youtube) gemaakt: een compilatie en van iedere afzonderlijke lezing ook een volledige weergave (hieronder per lezing aan te klikken).

Programma

10.00-10.15 uur: Inleiding: Jeroen Vandommele en Lieke van Deinsen (dagvoorzitter)

10.15-11.15 uur: Huygens digitaal

  • Ineke Huysman en Ad Leerintveld, ‘Terug naar de bronnen’. Ineke Huysman presenteert het project Huygens’ Briefwisseling Online. Ze geeft een overzicht van de opzet, de inhoud en de mogelijkheden die het project biedt aan onderzoekers. Ad Leerintveld toont enkele voorbeelden van de winst van het project: meer informatie doordat de brieven volledig worden gepresenteerd en door de toevoeging van nieuw ontdekte brieven.
  • Dirk van Miert, ‘Constantijn Huygens’ briefwisseling in Nederlandse collecties: een digitaal netwerkperspectief’. Wat kunnen we eigenlijk zeggen over de omvang en de reikwijdte van Constantijn Huygens’ correspondentie in relatie tot andere briefschrijvers uit zijn netwerk? We gaan op zoek naar het antwoord via de big data die we hebben verzameld over de netwerken van zijn tijdgenoten uit de Nederlandse Republiek.
  • Miranda Lewis, ‘Over the North Sea: Constantijn Huygens’s English contacts in Early Modern Letters Online’. The catalogue of Constantijn Huygens’s correspondence in Early Modern Letters Online provides the foundation for a cluster of ‘starter catalogues’ that will expand the ‘circles’ of his correspondents. 

11.45-12.45 uur: Nieuw onderzoek rondom Huygens

  • Jean-Marc van Tol, ‘De rollen omgedraaid? De relatie tussen Constantijn Huygens en Johan de Witt’. Constantijn Huygens en Johan de Witt waren in veel opzichten elkaars tegenpolen. Onlangs doken twee brieven van Huygens aan de raadpensionaris op die inzicht geven in de manier waarop zij zich tot elkaar verhielden.
  • Geeske Bisschop, ‘Dat hi in d’crijch moet leeven en sterven’. Militaire patronage in de correspondentie van Constantijn Huygens’. Constantijn Huygens ontving als secretaris van de stadhouder honderden brieven met militaire verzoeken. Deze brieven geven inzicht in hoe de informele kant van militaire patronage werkte en welke strategieën militairen gebruikten om voorspraak te verkrijgen.
  • Willemijn van Noord, ‘Prinses Mary, Constantijn Huygens en het Chinese lakscherm’. Twee jaar voor zijn dood schreef Huygens een brief aan Prinses Mary II Stuart (1662-1694), waarin hij beweerde een belangrijke boodschap van het Chinese volk voor haar te hebben. Recent onderzoek werpt nieuw licht op Huygens’ listige poging om Mary’s Chinese lakscherm te onderzoeken en te behouden.​

13.45-14.45 uur: Huygens en wetenschap

  • Erik-Jan Bos, ‘Wetenschap in de schaduw van wapens: Huygens als beschermheer van René Descartes’. Uit de briefwisseling die Huygens voerde met Descartes, en over Descartes, blijkt een grote en voortdurende belangstelling van de eerste secretaris van de Stadhouder voor de Franse wijsgeer en wetenschapper. Deze lezing belicht op welke manieren Huygens Descartes stimuleerde en beschermde, en hoe de filosoof hem wederdiensten bewees.
  • Dirk van Delft, ‘Hoe Constantijn Huygens Antoni van Leeuwenhoek vooruit hielp’. Antoni van Leeuwenhoeks microscopische waarnemingen hadden de warme belangstelling van Constantijn Huygens. Deze liefhebber van natuuronderzoek deed een goed woordje voor de ‘ongeletterde persoon’ uit Delft bij de Royal Society.
  • Ineke Huysman, ‘Constantijn Huygens: amateur-parfumeur’. Dat de veelzijdige Constantijn Huygens zich ook bezighield met parfumerie is vrijwel onbekend. Toch heeft hij meer dan 150 recepten nagelaten, die hij uitwisselde met zijn correspondenten. Een van die recepten, getiteld ‘Rieckend water voor mijn moeder’, is gereconstrueerd en opnieuw te ruiken.

15.15-16.15 uur: Huygens en cultuur

  • Frans Blom, `Bouwen aan een beter Den Haag. Huygens’ architectuur in steen en op papier’. De voordracht belicht de rol van Constantijn Huygens in de ontwikkeling van de Haagse en Nederlandse architectuur. We kijken naar zijn bouwprojecten in en rond Den Haag, en naar het gesprek over de nieuwe architectuur in gedichten en brieven.
  • Timothy De Paepe, ‘Een vriend bij vreugde, een medicijn bij verdriet’. Huygens muzikale correspondentie met de familie Duarte’. Constantijn Huygens onderhield decennialang een hartelijke correspondentie met de Antwerpse juweliersfamilie Duarte. Muziek speelde daarin een centrale rol. De overgeleverde brieven vormen samen een uniek venster op het rijke (muziek)leven van beide families, hun vriendennetwerk en de rol die muziek daarin speelde.

Sprekers

Geeske Bisschop MA werkte als medewerker digitalisering mee aan het project Huygens’ Brieven Online. Daarnaast volgde ze de onderzoekmaster ‘Europe 1000-1800’ aan de Universiteit Leiden en de master Publieksgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Voor haar afstudeerscriptie in Leiden deed ze onderzoek naar militaire patronage in de correspondentie van Constantijn Huygens. Nu werkt ze bij het archief van de Koninklijke Verzamelingen.

Dr. Frans Blom is expert op het gebied van Nederlandse en Neolatijnse literatuur van de vroegmoderne tijd. Werkend aan de Universiteit van Amsterdam bestudeert hij Amsterdam als creatieve stad in zijn Europese context, met een focus op het Grand Theatre of de Schouwburg. Naast zijn proefschrift over Constantijn Huygens (2003) heeft hij ook veel van zijn werken en dagen gewijd aan deze sleutelfiguur in de Nederlandse cultuurgeschiedenis.

Dr. Erik-Jan Bos Erik-Jan Bos (Erasmus Universteit Rotterdam) is een specialist van het leven en werk van Descartes, en het Nederlands cartesianisme. Hij is hoofdredacteur van de nieuwe Oxford U.P. uitgave van de briefwisseling van Descartes. Tijdens zijn onderzoek vond hij verschillende onbekende brieven van Descartes, en recentelijk een onbekend manuscript van Descartes’ Traité de l’homme in Leiden.

Dr. Lieke van Deinsen is als docent en onderzoeker verbonden aan de KU Leuven en als gastonderzoeker aan het KNAW NL-Lab-team. Haar onderzoek richt zich op processen van canonvorming, vrouwelijk schrijverschap en de wisselwerking tussen materiële en tekstuele cultuur in de vroegmoderne tijd. Ze is ook verantwoordelijk voor de recente canonenquête waarin Huygens en zijn werk – tot haar verdriet – dramatisch duikelden.

Prof. dr. Dirk van Delft is oud-directeur van Rijksmuseum Boerhaave en emeritus bijzonder hoogleraar ‘Erfgoed van de natuurwetenschappen’ aan de Universiteit Leiden. Hij schreef biografieën van Heike Kamerlingh Onnes, Hendrik Lorentz (met Frits Berends), Henk van de Hulst en Antoni van Leeuwenhoek. Een biografie van Martinus Veltman (Nobelprijs Natuurkunde 1999) is in voorbereiding.

Dr. Timothy De Paepe is directeur van Museum Vleeshuis | Klank van de Stad in Antwerpen. Hij studeerde Letterkunde aan de Universiteit Antwerpen en Cultuurmanagement aan de Universiteit Antwerpen Management School (UAMS). In 2011 promoveerde hij op een proefschrift over theater en opera in Antwerpen in de zeventiende en achttiende eeuw.

Dr. Ineke Huysman is als senior-onderzoeker verbonden aan het Huygens Instituut waar zij valt onder de afdeling NL-Lab. Zij is o.a. projectleider van het Huygens Brievenproject en gespecialiseerd in vroegmoderne correspondenties. Samen met leden van De Jonge Akademie en Parijse parfumeurs heeft zij onlangs in het project ‘Geheugen van Geur’ een parfumrecept van Constantijn Huygens nagemaakt, getiteld ‘Rieckend water voor mijn moeder’.

Dr. Ad Leerintveld is na zijn pensionering als conservator bij de Koninklijke Bibliotheek part time gastonderzoeker geworden bij het Huygens Instituut voor het Huygens brievenproject. Hij is literatuurhistoricus en publiceert regelmatig over Constantijn Huygens.

Dr. Miranda Lewis is the Editor of Early Modern Letters Online [EMLO], the union catalogue of early modern correspondence created by the Cultures of Knowledge project at the University of Oxford.

Dr. Dirk van Miert is directeur van het Huygens Instituut en universitair hoofddocent vroegmoderne cultuurgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Hij leidt daar het Europese onderzoeksproject SKILLNET, dat gaat over de vroegmoderne wereld van geleerden, die we kennen als de ‘Republiek der Letteren’.

Willemijn van Noord MA is conservator China bij het Nationaal Museum van Wereldculturen (waar Museum Volkenkunde Leiden en Tropenmuseum Amsterdam deel van uitmaken) en Wereldmuseum Rotterdam. Daarnaast werkt ze aan de afronding van haar proefschrift Materialising China: material culture and perceptions of China in the late seventeenth-century Dutch Republic aan de Universiteit van Amsterdam.

Drs. Jean-Marc van Tol studeerde historische letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Behalve tekenaar van Fokke & Sukke is hij ook de auteur van een trilogie rond Johan de Witt, waarvan het eerste deel Musch in 2018 verscheen. Hij legt nu de laatste hand aan deel twee, Buat. Bij zijn uitgeverij Catullus verscheen onlangs de bloemlezing Constantijn Huygens. Een leven in brieven (2022).

Dr. Jeroen Vandommele studeerde geschiedenis in Brussel en promoveerde in Groningen op rederijkerscultuur in de zestiende eeuw. Na enkele jaren te hebben gewerkt als docent aan de Universiteit Utrecht bij de studie Nederlandse Taal en Cultuur, werkt hij sinds 2017 als conservator van de namiddeleeuwse en moderne handschriften bij de KB.

Tijdens het congres waren te koop:

Een bloemlezing met 38 hertaalde brieven van en aan Constantijn Huygens uitgegeven ter gelegenheid van de voltooiing van het project met dezelfde titel: Constantijn Huygens. Een leven in brieven. Enkele auteurs van deze bundel gaven op 2 december een lezing.

Een geurkaars ontwikkeld ter gelegenheid van het project Geheugen van Geur, gebaseerd op Huygens’ parfum ’rieckend water van mijn moeder’, naar zijn eigen recept.

Constantijn Huygens, Béatrix de Cusance, Johannes Uyttenbogaert en Amalia von Solms.

Tileman Aquilius (ca. 1610-1687), correspondent van Constantijn Huygens

Een van de minder bekende correspondenten van Constantijn Huygens was Mr. Tileman Aquilius. In het Gemeentearchief van Wageningen werden in 2021 zeven brieven van Huygens aan Aquilius gevonden: een aanzienlijke uitbreiding van de ene brief die tot nu toe bekend was. J.A. Worp vermoedde in 1914 dat het mogelijk om Laurens Aquilius ging, commissaris van de monstering in Maastricht,[1] maar het blijkt om diens jongere broer Tileman te gaan. Maar wie was Tileman Aquilius?

Tileman Aquilius is waarschijnlijk rond 1610 geboren in Arnhem als zoon van Henrick Aquilius, over wie niets bekend is, behalve dat hij drie zoons had: Mr. Laurens Aquilius (ca. 1595-1642), commissaris van de monstering in Limburg en het overkwartier van Gelderland te Maastricht van 1632 tot zijn overlijden; Johannes Aquilius alias Jean L’Aigle (overl. na 1666), koopman te Parijs; en Mr. Tileman Aquilius.

Op 11 maart 1630 werd Tileman Aquilius ingeschreven als juridisch student aan de Groninger Academie. In de jaren 1640 en 1641 was hij advocaat voor het Hof van Holland en West-Friesland. In dat laatste jaar werd hij benoemd tot commissaris van de Staten-Generaal bij het bondgenootschap met Frankrijk, hetgeen inhield dat hij als agent, een diplomatiek vertegenwoordiger, van de Staten bij het Franse leger verbleef. Het besluit van de Staten-Generaal van 3 juni 1642 meldt dat Aquilius is benoemd  ‘om desen somer gebruijckt te worden in de legers van de coninck van Vranckrijck die geemploijeert worden ijegens den gemeenen vijandt in de overheerde Nederlanden’.[2] Aquilius bleef daar tot in ieder geval 1646.

Gezicht op Waasten (Warneston), 1652, Rijksmuseum.

In de periode 1647-1658 was Aquilius hoogbaljuw van Warneston (Waasten), een persoonlijke bezitting van de prins van Oranje op de grens van Frankrijk en de Zuidelijke Nederlanden. Volgens Aquilius was het ambt hem al door wijlen prins [Frederik] Hendrik beloofd nadat hij in 1645 namens de prins bezit had genomen van de baronie nadat de Fransen haar hadden bezet.[3] Op 28 januari 1669 gaf Willem III opdracht aan Aquilius als voormalig hoogbaljuw van Warneston, om zich als gecommitterde naar Warneston te begeven om de financiën te regelen die de rentmeester aldaar had laten verlopen. Verder was Aquilius ontvanger van de verpondingen in de stad Breda (1648),[4] ontvanger van het Land van Cuijck 1650-1687,[5] en ontvanger van de verponding te Grave 1650-1687,[6] eveneens bezittingen van de Oranjes.

Op zeker moment is Aquilius benoemd tot secretaris van ambassadeur/raadpensionaris Adriaen Pauw,[7] met wie hij in 1649 en 1652 in Engeland was,[8] en in 1653 werd hij zelf als gezant van de Staten van Holland naar Cromwell in Engeland 1653 gestuurd.[9]

Gezicht op Wageningen, Cornelis Sijmonsz van der Schalcke (1617-1671), Gemeente Wagenigen.

Daarna lijkt er iets misgegaan te zijn met Aquilius’ loopbaan. In 1660 werd hij secretaris van de stad Wageningen, wat toch niet echt het toppunt van zijn voorgaande carrière lijkt te zijn. Op 1 augustus 1663 verwierf ‘Mr. Tilman Aquilius’ het burgerschap van Wageningen.[10] Hij bleef tot zijn overlijden secretaris van het Gelderse stadje, waar hij tevens schepen (1671, 1687) en burgemeester (1681-1682) was.[11] In Wageningen heeft hij zich niet bijzonder geliefd gemaakt: toen de in 1672 gevluchte Wageningse magistraat medio 1674 was teruggekeerd in de van Fransen bevrijde stad, waren er allerlei ruzies met en over hem; hem werd verweten met de Prins te heulen, wat duidelijk niet door alle Wageningers werd gewaardeerd. [12] Op 14 juli 1687 overleed Aquilius in Wageningen na een zware ziekte.[13] Hij was ongehuwd en had geen kinderen. De enige bekende erfgename was een nichtje.

Wordt vervolgd

De zeven ‘nieuwe’ brieven van Huygens aan Aquilius doken op in het Oud Rechterlijk Archief en het Oud Archief van Wageningen. Doordat Aquilius ongehuwd overleed en de stad Wageningen meende nog enkele duizenden guldens van hem tegoed te hebben, werd beslag gelegd op de boedel. Allerlei persoonlijke papieren zijn daardoor in het gemeentelijke archief terechtgekomen. Vijf brieven van Huygens dateren uit te tijd dat Aquilius als gezant voor de Staten-Generaal werkzaam was, en twee uit de jaren 1655-1656, toen hij zich kennelijk in Genève bevond, bij Rudolf van Ommeren (1619-1689), buitengewoon gezant naar de evangelische kantons in Zwitserland in diezelfde jaren. Van Ommeren was heer van Wolfswaard, bij Wageningen. In 1657 trouwde hij met Albertine Pauw (1635-1707), een kleindochter van raadpensionaris Adriaan Pauw, wiens secretaris Aquilius in zijn jonge jaren was geweest. Misschien is Aquilius dus via Van Ommeren in 1660 in Wageningen terechtgekomen.

Beleg en inname van Gennep in 1641 door Frederik Hendrik. Atlas van Loon 1649.

De transcripties en hertalingen van Huygens’ brieven aan Tileman Aquilius zullen binnenkort aan de database worden toegevoegd. Alvast noemenswaardig is Huygens’ droevige bericht over de dood van zijn broer Maurits. Huygens’ beschrijving van het beleg van het Genneperhuis, bij Gennep, in 1641, is ook in een van zijn brieven terug te lezen. Eveneens interessant is de moeite die Huygens via zijn correspondentie doet om nog wat terug te krijgen van zijn investering in het kanaal van Entreroches dat moest lopen van het meer van Neuchâtel naar het meer van Genève en hoe hij daarbij denkt over David van Marlot. Binnenkort meer dus!

P.M. Kernkamp
gemeentearchivaris van Wageningen


[1] J.A. Worp, De briefwisseling van Constantijn Huygens (1608-1687) 3 (’s-Gravenhage 1914) 490.

[2] Gemeentearchief Wageningen, Oud Rechterlijk Archief (ORA), inv.nr. 272.

[3] ORA 272.

[4] Nationaal Archief (NA), Commissieboeken Raad van State (1.01.19) inv.nr 1527, fol. 257; idem inv.nr. 12272 fol. 283.

[5] Commissieboeken 1528, fol. 25.

[6] ORA 61g. Zie ook NA, Archief Nassause Domeinraad (toegangsnr. 1.08.11), inv.nr. 685 fol. 349.

[7] O. Schutte, Repertorium der Nederlandse vertegenwoordigers residerende in het buitenland 1584-1810 (’s-Gravenhage 1976) 12, aldus Ned. Leeuw 98 (1981)  263-264.

[8] ORA 308; Haags Gemeentearchief, Notarieel Archief, inv.nr. 264-392. Adriaen Reiniersz Pauw, heer van Heemstede, was pensionaris 1631-1636 en 1651-1653. Hij overleed te ’s-Gravenhage 21 febr. 1653. Overigens bevindt zich tussen de stukken uit Aquilius’ nalatenschap een opdracht aan kapitein Pieter Pauw uit 1633, namens de Prins van Oranje getekend door Constantijn Huygens (Oud Archief Wageningen, inv.nr. 1399) .

[9] H.H. Rowen, John de Witt, Grand Pensionary of Holland, 1625-1672 (Princeton 1978) 75-76; Wagenaar noemt zijn naam niet, maar vermeldt hem als ‘een der klerken van wylen den raadpensionaris Pauw’ (Jan Wagenaar, Vaderlandsche historie 12 (Amsterdam 1794) 254).

[10] Vraag van Anton Zeven in De Nederlandsche Leeuw 98 (1981) 263-264.

[11] ORA 61g.

[12] ORA 49h.

[13] ORA 61g.

Transkribus en het Huygens Brieven Project

Voor de digitale ontsluiting van de Huygens correspondentie is software gebruikt die automatische handschriftherkenning toepast: Transkribus genaamd. Er is een proef gedaan met een brievenboek van Christiaan Constantijn Rumph, petekind van Huygens en secretaris van de Nederlandse ambassadeur in Frankrijk.

Gedenkpenning met links de beeltenis van Christiaan Constantijn Rumph, gemaakt ter ere van het gesloten verbond voor de koophandel met Zweden in 1675. Rijksmuseum Amsterdam.

Van hem wordt op het Nationaal Archief een dik boek bewaard met aantekeningen uit de jaren 1672 en 1673. Daarin bevinden zich ook zijn eigenhandige kopieën van 63 brieven uit zijn correspondentie met Constantijn Huygens, allemaal brieven die niet in de oude gedrukte editie van de Huygens brieven zijn opgenomen.

Nationaal Archief, 1.11.01.01, inv. nr. 124 Journaal Christiaan Constantijn Rumph.

Ook in het archief van Johan de Witt bevinden zich 122 brieven van Rumph. Omdat alles van één hand is, immers die van Rumph zelf, leent dit materiaal zich bij uitstek om door Transkribus ontcijferd te worden.

Christiaan Constantijn Rumph aan Johan de Witt, 1 oktober 1668, Nationaal Archief, 3.01.17, inv. nr. 1855.

Stan Bussen, voormalig stagiair bij het Johan de Witt project, trainde Transkribus om het handschrift van Rumph te lezen, wat leidde tot een zeer goed resultaat: een foutenpercentage van 3% per bladzijde. Twee brieven van Rumph (toegelicht door Stan) werden vervolgens opgenomen in de bundels Johan de Witt en het Rampjaar en Constantijn Huygens. Een leven in brieven.

Deze video hoe Transkribus wordt gebruikt voor het lezen van het handschrift van Christiaan Constantijn Rumpf:

Rumphs brievenboek met de volledige transcriptie zal binnenkort online raadpleegbaar zijn.

Ineke Huysman, 17 oktober 2022

Brieven van Constantijn Huygens uit het Rampjaar 1672

Mijnheer,

Haere Hooch.t seght haere intentie niet te zijn van alhier eenighe Fransche sauvegardes te ontbieden, maer alleen door den heere De Pomponne te doen versoecken, ingevalle het gebeurde dat eenige van des Conings trouppen in Den Hage moghten komen, zijnde een open plaetse, daeruyt Haere Hooch.t wegens haeren ouderdom ende indispositie niet en kan vertrecken, sooals vele andere doen. Dat vanwegen S.M. ordre moghe werden gestelt, teneinde haer persoon, huys ende goederen van allen overlast bevrijet blijven, sulx Haere Ho. vertrouwt dat haer met geene reden qualick kan werden afgenomen. Ende U.W.E. werdt gebeden de sake in sulcker voegen voor te dragen. Ick ben, mijnheer, U.E. ootmoedige dienaer, C. Huygens

De hierboven geciteerde brief van Constantijn Huygens, die wordt bewaard bij Fondation Custodia in Parijs, is niet gedateerd. Hij moet vrijwel zeker geschreven zijn in 1672, in ieder geval nadat de Fransen in april van dat jaar de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden waren binnengevallen. Ook de ontvanger van de brief is onbekend, maar het moet een Nederlander zijn geweest met toegang tot het Franse hof. Mogelijk was dit Pieter de Groot, van 20 mei 1670 tot 23 maart 1672 ambassadeur in Frankrijk en op 27 juni van datzelfde jaar als extraordinaris gedeputeerde naar de Franse koning gezonden om te onderhandelen.

Het is een opmerkelijke brief, want Huygens anticipeert erin op een mogelijke Franse bezetting van Den Haag, waarbij zijn werkgeefster Amalia van Solms, de weduwe van stadhouder Frederik Hendrik en grootmoeder van stadhouder Willem III, gevaar loopt. Hij verzoekt de ontvanger van zijn brief er bij de Franse minister Simon-Nicolas d’Arnault, markies De Pomponne, op aan te dringen dat zij in dat geval met rust gelaten zal worden. Ze is immers te oud en in een te slechte conditie om te kunnen vertrekken. Gelukkig zou het allemaal niet nodig zijn, want de Fransen zouden Den Haag nooit bereiken.

Zuilichem

Huis te Zuilichem, gezien van de overzijde van de Waal, door Constantijn Huygens junior, 1679, Rijksmuseum.

Ook Huygens’ eigen bezittingen liepen gevaar. Kasteel Zuilichem in de Bommelerwaard, waarvan hij sinds 1630 de eigenaar was, lag midden in de gevarenzone. Huygens wijdde er enkele brieven aan, onder andere twee aan de Franse legeraanvoerder Henri de la Tour d’Auvergne, ‘le grand Turenne’, kleinzoon van Willem van Oranje, met het verzoek zijn eigendom te sparen. Huygens kende de vermaarde krijgsheer nog goed uit de tijd dat deze in dienst was van het Staatse Leger.

Zuilichem werd inderdaad met rust gelaten, vermoedelijk vanwege de goede betrekkingen met de Fransen, niet alleen vanwege vader Constantijn maar ook vanwege zoon Christiaan, die op dat moment een prominente positie bij de Académie Royale des Sciences te Parijs bekleedde.

In totaal zijn er tachtig brieven van Huygens’ correspondentie bewaard gebleven uit 1672. Enkele gaan over ‘Rampjaar’-gerelateerde zaken, maar veel ook niet. Huygens’ andere bezigheden gingen gewoon door. Opmerkelijk genoeg komt de moord op de gebroeders De Witt geheel niet ter sprake. Het jaar 1672 was overigens voor Constantijn Huygens persoonlijk beslist geen rampjaar, maar een positief keerpunt: de positie van de Huygens-familie kreeg een boost: er kwam opnieuw een stadhouder, een Oranje-Nassau, aan de macht.

Ineke Huysman, 22 juli 2022


De bloemlezing Constantijn Huygens. Een leven in brieven (Soest, Uitgeverij Catullus 2022) bevat meer informatie over Huygens’ correspondentie en ook over zijn relatie met de Oranje-Nassaus.

Vijftig ‘nieuwe’ brieven uit 1646 van Constantijn Huygens aan Amalia van Solms

Constantijn Huygens aan Amalia van Solms, Assenede, 24 juli 1646:

Zijne Hoogheid [stadhouder Frederik Hendrik], teruggekomen van het uitstapje [een bezoek aan het Franse leger], voelde zich een beetje vermoeid, na enkele uren te paard te zijn geweest. Daardoor heeft hij vannacht niet goed geslapen en is hij om 4 uur opgestaan om in een stoel te gaan zitten, waarom begrijp ik niet. Om 7 uur is hij weer terug op bed gaan liggen en heeft twee à drie uur zo diep geslapen dat alle trompetten van de Franse troepen die gezamenlijk onder zijn raam hebben staan blazen, hem niet hebben kunnen wekken. Na dit slaapje voelde hij zich totaal niet verfrist.

Dit vrij vertaalde fragment is afkomstig uit één van de vijftig teruggevonden brieven van Constantijn Huygens aan Amalia van Solms die zijn toegevoegd aan de online database met de correspondentie van Constantijn Huygens. De verloren gewaande brieven zijn afkomstig uit het Landeshauptarchiv in Dessau en vrijwel allemaal geschreven in 1646. Ze zijn een belangrijke aanwinst voor de digitale brievencollectie van Constantijn Huygens, in het bijzonder voor zijn correspondentie met Amalia van Solms, de echtgenote van stadhouder Frederik Hendrik. In zijn functie van secretaris van de stadhouder hield Constantijn Amalia vanuit het leger, dat ieder jaar van april tot en met oktober op veldtocht was, vrijwel dagelijks op de hoogte van de militaire vorderingen, maar ook van de gezondheid van haar echtgenoot. In totaal zijn er tussen Huygens en Amalia 1.018 brieven gewisseld. Hij schreef er 834 aan haar en zij schreef 184 brieven aan hem. Op de genoemde vijftig brieven na, bevindt deze briefwisseling zich vrijwel geheel bij Koninklijke Verzamelingen onder signatuur KHA, A14a-XIII-18C-1. Dat deze correspondentie zo compleet is, is te danken aan de afspraak die Constantijn met een van Amalia’s hofdames had gemaakt dat zij al zijn brieven aan Amalia voor hem zou bewaren.

Correspondentie Constantijn Huygens met Amalia von Solms: lichtblauw zijn de brieven áán haar; donkerblauw de brieven van haar

Edities

De belangrijkste gedrukte editie van Huygens’ brieven is op dit moment nog steeds die van J.A. Worp, uitgegeven in de periode 1911-1916 in de Rijks Geschiedkundige Publicatiën, de serie bronnenpublicaties van het Huygens ING. In de algemene inleiding bij deel I stelde Worp dat de volledige uitgave van de correspondentie van Constantijn Huygens 25 tot 30 delen zou vergen. Dat zou natuurlijk veel te veel worden en daarom beperkte hij de omvang tot zes delen, want niet alles was volgens Worp even belangrijk. Die werkwijze is echter niet meer van deze tijd. De huidige onderzoeker wil over het volledige materiaal kunnen beschikken en niet afhankelijk zijn van de selectie en parafrases van een 19e-eeuwse historicus. En dat kan: het Huygens ING heeft een database ingericht met per brief enkele kerngegevens. Hieraan zijn de bewerkingen van Worp gekoppeld en het geheel is op het web gepubliceerd en doorzoekbaar. Aan de brieven is extra materiaal toegevoegd, zoals de digitale afbeelding van de originele brief, maar ook verwijzingen naar andere edities dan die van Worp, en dikwijls een transcriptie of vertaling.

Herkomst

Willem II, Prins van Oranje, door Jean I Petitot, naar schilderij van Gerard van Honthorst, Koninklijke Verzamelingen, Den Haag

En zo worden ook nieuwe, niet door Worp uitgegeven brieven aan de database toegevoegd. Daar zijn deze vijftig brieven van Constantijn Huygens aan Amalia van Solms een voorbeeld van. De brieven bevinden zich in het Landeshauptarchiv Sachsen-Anhalt, Abteilung Dessau, A7b, nr. 109 A met als opschrift: ‘Relation de la Campagne 1646’ (Eindelijk weer samen. Inventaris van de archieven van stadhouder Willem II en Amalia van Solms en enige verwanten, samengesteld door J.N. Fernhout (Den Haag) 86). Het was bekend dat de brieven uit 1646 van Huygens aan Amalia ontbraken, maar tot voor kort wist men niet dat ze zich in Dessau bevonden. Ze zijn daar waarschijnlijk ooit terechtgekomen door een beslissing van stadhouder Willem II. Die was tamelijk ongelukkig met de Vrede van Munster, die een einde had gemaakt aan de Tachtigjarige Oorlog. Liever had hij samen met de Fransen de strijd tegen de Spanjaarden willen voortzetten. Kort na het overlijden van zijn vader Frederik Hendrik (maart 1647) besloot hij een aantal documenten uit het archief van zijn vader naar zijn eigen administratie over te brengen om zo goed mogelijk op de hoogte te zijn van zijn vaders contacten met Frankrijk. Zo liet hij 270 folio’s met ingekomen stukken over de voorbereiding van de veldtochten tegen Spanje uit zijn vaders archief lichten (Fernhout, 22 en 98).

Vermoedelijk om dezelfde reden zijn ook de vijftig brieven van Constantijn aan Amalia uit het jaar 1646 in het archief van Willem II ondergebracht. Na diens dood in 1650 is dit deel van het archief bij zijn moeder Amalia terechtgekomen. Toen Amalia op haar beurt in 1675 overleed, werd haar oudste nog levende dochter Albertine Agnes, weduwe van de Friese stadhouder Willem Frederik, executeur-testamentair. Na haar dood is het archief van Willem II, evenals een deel van dat van Amalia en veel Friese stukken in Duitsland, beland bij de enige nog levende zuster Henriette Catharina, de weduwe van de vorst van Anhalt-Dessau. De documenten, maar ook schilderijen en sieraden, stonden daar bekend als Nassauische Erbschaft (Fernhout, 42). Deze verzameling is niet compleet. Het verhaal wil dat Henriette Catharina veel persoonlijke stukken met zich mee heeft genomen in haar graf. De kerk waar zij begraven lag, is in de Tweede Wereldoorlog plat gebombardeerd, dus die stukken moeten als voorgoed verloren worden beschouwd.

De archieven van Willem II en Amalia van Solms zijn aldus verspreid geraakt over het Landseshauptarchiv in Dessau en het Koninklijk Huisarchief in Den Haag. Dankzij een initiatief van beide archieven zijn ze virtueel weer bij elkaar gebracht door middel van de eerder genoemde inventaris, samengesteld door J.N. Fernhout, die in 2011 door het Koninklijk Huisarchief is gepubliceerd. Het Koninklijk Huisarchief beschikt over microfilms en scans en heeft deze, met bereidwillige medewerking van het archief te Dessau, aan het Huygens ING beschikbaar gesteld. Vervolgens zijn de vijftig relevante brieven uit het digitale materiaal gelicht, bewerkt, van metadata voorzien, getranscribeerd en aan de digitale brievencollectie van Constantijn Huygens gekoppeld.

Inhoud

Deze brieven van Constantijn aan Amalia uit 1646 zijn voor de geschiedschrijving een waardevolle toevoeging. Zo was 1646 het laatste jaar waarin stadhouder Frederik Hendrik nog actief was en met het leger op veldtocht ging. Van half juni tot half september van dat jaar verbleef hij met het leger in Oost-Vlaanderen en in de maand oktober was hij gelegerd voor Venlo, dat hij tevergeefs probeerde in te nemen. In zijn brieven doet Constantijn Amalia uitgebreid verslag over de verstandhouding en de ontmoetingen met de geallieerde Fransen, waarin kopstukken zoals legerleiders Condé, Grammont en Orléans figureren. Verder schrijft hij in detail over de verplaatsingen van het leger, de schermutselingen met de vijand en de activiteiten van de vloot bij Duinkerken. Maar ook de verveling die vaak toeslaat terwijl men wacht op instructie, is onderwerp van schrijven. Zo bericht hij over Willem II die, tot ergernis van zijn vader, regelmatig bij de Fransen te vinden is, waarbij er flink wordt gedronken en gekaart om de tijd te doden. Ook de voorbereidingen op de Vrede van Munster zijn in volle gang en er komt er vaak afvaardiging naar het leger om Frederik Hendrik van de onderhandelingen op de hoogte brengen.

Beleg van Venlo in 1646 door Lambert de Hondt de Oudere, Wikimedia Commons

Frederik Hendrik zou op 14 maart 1647 overlijden. Het jaar daarvoor, in 1646, was hij reeds zwak en ziekelijk, vaak mentaal instabiel en lastig in de omgang. Ook hierover doet Constantijn op gepaste maar ook ontroerende wijze verslag. Vaak beschrijft hij tot in detail wat zijn werkgever wel en niet wil eten, hoe hij heeft geslapen, en of en hoe lang hij op zijn paard heeft gezeten. Maar ook Constantijns persoonlijke beslommeringen, waaronder zijn soms moeilijke verstandhouding met Amalia van Solms, komen aan de orde.

In de bloemlezing Constantijn Huygens. Een leven in brieven komt de relatie tussen Constantijn en Amalia uitgebreid aan bod.

Ineke Huysman, 18 maart 2022