Maurits Huygens, ‘de broer van’

Maurits Huygens (1595-1642) is de net iets oudere broer van Constantijn, ze schelen niet veel meer dan anderhalf jaar. Ze zijn niet alleen broers, maar ook vrienden voor het leven. Die innige band dateert uit hun jeugd waarin ze veel op elkaar aangewezen zijn. De broertjes Huygens gaan niet naar school, maar hun vader Christiaan (1551-1624) stelt gouverneurs aan om ze thuis te onderwijzen. Ze krijgen een brede opvoeding waarbij ze niet alleen lessen volgen in rekenen, Frans, Latijn en Grieks, maar ook praktische lessen als paardrijden, schermen, tekenen en boetseren, en natuurlijk muziek- en dansles. Maurits en Constantijn gaan beiden rechten studeren in Leiden, maar daarna scheiden hun wegen: Constantijn gaat in eerste instantie de diplomatie in en Maurits zal in 1624 zijn vader Christiaan opvolgen als secretaris bij de Raad van State.

Huwelijkspartners

In mei 1633 zal Maurits met Petronella Campe (?-1669) trouwen, met wie hij vijf kinderen krijgt. Hoe anders had het allemaal kunnen lopen als moeder Susanna Hoefnagel (1561-1633) in 1622 haar zin had gekregen. Zij probeert in dat jaar haar achternichtje Suzanna van Baerle (1599-1637) aan haar zoon Maurits te koppelen. Terwijl Constantijn op gezantschapsreis in Engeland verblijft, houden zijn zussen Geertruid (1599-1680) en Constantia (1602-1667) hem daar op de hoogte van Maurits’ vorderingen bij het ‘Apie’, zoals ze Suzanna in hun brieven noemen. Suzanna wijst Maurits echter af omdat ze aan een huwelijk nog niet toe is. Hierop dicht Constantijn plagerig een tekst op de melodie van een bestaand lied, Susanne un jour: als zij zo doorgaat, zal ze net als de Bijbelse Suzanna alleen nog maar oude mannen kunnen krijgen. Het duurt overigens nog tot 6 april 1627 tot het Constantijn zelf lukt om Suzanna van Baerle, zijn ‘Sterre’, te trouwen.

Correspondentie

Brief van Maurits Huygens aan Constantijn Huygens, 20 mei 1622, BHIC, collectie Cuypers 2241, 76; http://resources.huygens.knaw.nl/briefwisselingconstantijnhuygens/brief/nr/151

Van de correspondentie tussen Maurits en Constantijn zijn maar 29 brieven bewaard gebleven: negen brieven van Constantijn aan Maurits, en twintig brieven van Maurits aan Constantijn. Ze dateren allemaal uit de periode 1617-1625, wat erop wijst dat er veel van hun correspondentie verloren is gegaan, hoewel ze elkaar ook vaak gesproken zullen hebben, en er dus geen noodzaak tot schrijven was. 13 brieven van Maurits worden bewaard in het Brabants Historisch Informatiecentrum in de Collectie-Cuypers (inv. nr. 2241). J.A. Worp, editeur van de oude Huygens-brieven editie, geeft in zijn annotatie aan dat deze brieven vermoedelijk verloren zijn gegaan. Hij heeft wel zeven transcripties kunnen overnemen uit De Militaire Spectator, 2e serie IV, 1852. Van het bestaan van de overige zes brieven was Worp zich niet bewust, en deze zijn nu als nieuwe brieven aan de database toegevoegd. Die brieven van Maurits aan Constantijn zijn heel onderhoudend: hij houdt Constantijn, die dan in Engeland verblijft, niet alleen op de hoogte over de actuele politieke en militaire gebeurtenissen zoals het beleg van Bergen op Zoom, maar hij vertelt ook over allerlei alledaagse zaken, zoals de logeerpartij van Suzanna van Baerle en haar zusjes bij de familie Huygens in Den Haag. De dertien ‘Brabantse’ brieven van Maurits aan Constantijn zijn in de brievendatabase gekoppeld aan een transcriptie die M. de Haas in 1929 publiceerde in de BMHG (50) 1929.

Van Constantijn aan Maurits zijn slechts acht brieven (in conceptvorm) bewaard gebleven. Er moeten er beslist meer zijn geweest, wat ook valt af te leiden uit de brieven van Maurits zelf. Zo feliciteert hij zijn broer Constantijn met de ridderorde die deze laatste op 27 oktober 1622 uit handen van de Schots-Engelse koning Jacobus I ontving op voorspraak van François van Aerssen.

Wapen en motto van Constantijn Huygens van zijn Engelse ridderorde in het album amicorum van Cornelis de Glarges, KB | nationale bibliotheek, 75J 48, 80.

Maurits sterft

David le Leu de Wilhem en Philips Doublet, 20 september 1642, UBL Cod. Hug. 37 (Wilhem) 192 http://resources.huygens.knaw.nl/briefwisselingconstantijnhuygens/brief/nr/3164

Vanaf 14 september 1642 ontvangt Constantijn de ene verontrustende brief na de andere van zijn zwager David le Leu de Wilhem, echtgenoot van zijn zus Constantia. Broer Maurits is ernstig ziek met hoge koorts en hoewel de arts Christiaan Rumpf (1580-1645) hem allerlei medicijnen toedient, helpt er niets. Constantijn is ver weg en kan niet zomaar terugkomen: hij bevindt zich met de Stadhouder en het leger in de buurt van de stad Gennep. Op 20 september om 16 uur stuurt De Wilhem samen met Constantijns andere zwager Philips Doubleth (1590-1660) een expresbrief met een ultieme noodkreet: het gaat snel bergafwaarts met Maurits: Constantijn moet toch verlof kunnen krijgen. Uit Constantijns dagboek kunnen we opmaken dat dit is gelukt en dat hij inderdaad echt afscheid van zijn broer heeft kunnen nemen. Zo noteert hij op 22 september dat hij aangeslagen uit Gennep met verlof is vertrokken, en op 23 september dat hij om 9 uur ‘s morgens in Den Haag is aangekomen en vurig door de patiënt is omhelsd. Op 24 september noteert hij tenslotte dat zijn innig geliefde broer om 10 uur ‘s avonds is overleden.

Johan Eyckberch, door Jan van Ravesteyn 1638, RKD

Huygens zou Huygens niet zijn als hij vervolgens niet meteen aan de slag gaat om de opvolging van zijn broer als secretaris in de Raad van State zeker te stellen. Het is zaak dat deze belangrijke positie binnen zijn familie-netwerk blijft. Twee dagen later, op 26 september, stuurt hij een brief – weer één die niet in de oude Worp-editie staat – aan de Friese stadhouder Willem Frederik van Nassau-Dietz (1613-1664), waarin hij zijn neef Johan Eyckberch (?-1664) aanbeveelt als opvolger van zijn broer Maurits en hem vraagt Johannes Veltdriel (afgevaardigde bij de Staten-Generaal) te verzoeken zich hiervoor in te spannen. Willem Frederik antwoordt de volgende dag al – ook een nieuwe onbekende brief – dat hij zich heel goed kan voorstellen hoe Constantijn zich moet voelen, hij heeft immers twee jaar daarvoor zijn eigen broer Hendrik Casimir (1612-1640) verloren. Ook zegt hij toe zijn best voor hem te doen wat het verzoek over de opvolger van Maurits betreft. En dat is gelukt: al op 10 oktober krijgt Eyckberch zijn aanstelling bij de Raad van State. Heeft Constantijn er ook de hand in gehad dat Maurits’ weduwe Petronella met Johan Eyckberch zou hertrouwen? Wanneer dat precies is gebeurd, is niet helemaal duidelijk, maar het moet in ieder geval ná 1645 zijn geweest, want Eyckberchs eerste vrouw, Anna Persijn, is pas in 1645 overleden. Misschien is de vonk al overgeslagen toen Eyckberch Petronella hielp met het uitzoeken van een grafzerk voor haar overleden echtgenoot. Petronella schrijft daarover aan haar zwager Constantijn in 1643. In dezelfde brief is te lezen dat ze het heel zwaar heeft en haar kinderen maar moeilijk in bedwang kan houden.

Na Maurits’ overlijden ontvangt Constantijn veel rouwbetuigingen, onder andere een sympathieke brief van René Descartes (1596-1650), die hem schrijft:

Ik stel het nog meer op prijs dat gij aan mij hebt willen denken in een tijd van groote droefheid. Ik weet hoezeer gij aan uwe verwanten gehecht zijt, maar weet ook welk eene geestkracht gij bezit. Ook dat gij alle troostmiddelen kent. Mijn vast geloof aan het voortbestaan der ziel na dit leven is een troostgrond voor mij (vertaling uit het Frans door J.A. Worp).

Aan Constantijns relatie met broer Maurits wordt in het boek Constantijn Huygens. Een leven in brieven uitgebreid aandacht besteed.

Ineke Huysman, 20 februari 2022