Brieven van Constantijn Huygens uit het Rampjaar 1672

Mijnheer,

Haere Hooch.t seght haere intentie niet te zijn van alhier eenighe Fransche sauvegardes te ontbieden, maer alleen door den heere De Pomponne te doen versoecken, ingevalle het gebeurde dat eenige van des Conings trouppen in Den Hage moghten komen, zijnde een open plaetse, daeruyt Haere Hooch.t wegens haeren ouderdom ende indispositie niet en kan vertrecken, sooals vele andere doen. Dat vanwegen S.M. ordre moghe werden gestelt, teneinde haer persoon, huys ende goederen van allen overlast bevrijet blijven, sulx Haere Ho. vertrouwt dat haer met geene reden qualick kan werden afgenomen. Ende U.W.E. werdt gebeden de sake in sulcker voegen voor te dragen. Ick ben, mijnheer, U.E. ootmoedige dienaer, C. Huygens

De hierboven geciteerde brief van Constantijn Huygens, die wordt bewaard bij Fondation Custodia in Parijs, is niet gedateerd. Hij moet vrijwel zeker geschreven zijn in 1672, in ieder geval nadat de Fransen in april van dat jaar de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden waren binnengevallen. Ook de ontvanger van de brief is onbekend, maar het moet een Nederlander zijn geweest met toegang tot het Franse hof. Mogelijk was dit Pieter de Groot, van 20 mei 1670 tot 23 maart 1672 ambassadeur in Frankrijk en op 27 juni van datzelfde jaar als extraordinaris gedeputeerde naar de Franse koning gezonden om te onderhandelen.

Het is een opmerkelijke brief, want Huygens anticipeert erin op een mogelijke Franse bezetting van Den Haag, waarbij zijn werkgeefster Amalia van Solms, de weduwe van stadhouder Frederik Hendrik en grootmoeder van stadhouder Willem III, gevaar loopt. Hij verzoekt de ontvanger van zijn brief er bij de Franse minister Simon-Nicolas d’Arnault, markies De Pomponne, op aan te dringen dat zij in dat geval met rust gelaten zal worden. Ze is immers te oud en in een te slechte conditie om te kunnen vertrekken. Gelukkig zou het allemaal niet nodig zijn, want de Fransen zouden Den Haag nooit bereiken.

Zuilichem

Huis te Zuilichem, gezien van de overzijde van de Waal, door Constantijn Huygens junior, 1679, Rijksmuseum.

Ook Huygens’ eigen bezittingen liepen gevaar. Kasteel Zuilichem in de Bommelerwaard, waarvan hij sinds 1630 de eigenaar was, lag midden in de gevarenzone. Huygens wijdde er enkele brieven aan, onder andere twee aan de Franse legeraanvoerder Henri de la Tour d’Auvergne, ‘le grand Turenne’, kleinzoon van Willem van Oranje, met het verzoek zijn eigendom te sparen. Huygens kende de vermaarde krijgsheer nog goed uit de tijd dat deze in dienst was van het Staatse Leger.

Zuilichem werd inderdaad met rust gelaten, vermoedelijk vanwege de goede betrekkingen met de Fransen, niet alleen vanwege vader Constantijn maar ook vanwege zoon Christiaan, die op dat moment een prominente positie bij de Académie Royale des Sciences te Parijs bekleedde.

In totaal zijn er tachtig brieven van Huygens’ correspondentie bewaard gebleven uit 1672. Enkele gaan over ‘Rampjaar’-gerelateerde zaken, maar veel ook niet. Huygens’ andere bezigheden gingen gewoon door. Opmerkelijk genoeg komt de moord op de gebroeders De Witt geheel niet ter sprake. Het jaar 1672 was overigens voor Constantijn Huygens persoonlijk beslist geen rampjaar, maar een positief keerpunt: de positie van de Huygens-familie kreeg een boost: er kwam opnieuw een stadhouder, een Oranje-Nassau, aan de macht.

Ineke Huysman, 22 juli 2022


De bloemlezing Constantijn Huygens. Een leven in brieven (Soest, Uitgeverij Catullus 2022) bevat meer informatie over Huygens’ correspondentie en ook over zijn relatie met de Oranje-Nassaus.

Bericht uit het leger aan Amalia van Solms

In de periode dat Constantijn Huygens stadhouder Frederik Hendrik vergezelt op zijn veldtochten tegen het Spaanse leger, schrijft hij Amalia van Solms vrijwel dagelijks. In zijn brieven houdt hij haar op de hoogte van de voortgang van het leger en het welzijn van haar echtgenoot. Soms maakt hij van de gelegenheid gebruik om ook andere zaken aan te kaarten.

Constantijn Huygens aan Amalia van Solms, 18 juni 1639. Koninklijke Verzamelingen, Archief Amalia van Solms, A14a-IIIc-1.

Op 18 juni 1639 schrijft hij haar dat men de dag daarvoor bij Baarland (in het land van Goes) de Westerschelde is overgestoken en bij Philippine (in het huidige Zeeuws-Vlaanderen) aan land is gekomen. De Prins is dadelijk op zijn paard geklommen en heeft ’s avonds nog een wandeling over de zeedijk gemaakt. Deze morgen is hij richting Sas van Gent vertrokken om te beoordelen of het nabijgelegen dorp Assenede geschikt is om het kampement op te slaan. De berichten over de gevechten tussen de Fransen en de Spanjaarden zijn niet bijster positief.

Adriaen Hanneman, Constantijn Huygens en zijn vijf kinderen, 1640, Mauritshuis Den Haag.

Daarna gooit Huygens het over een andere boeg en schrijft hij Amalia hoe blij hij is dat zij het portret van hem en zijn kinderen heeft willen aanschouwen. Hij hoopt dat ze er nu mee wil instemmen dat de schilder een portret van prins Willem mag maken, waarvan hij daarna een kopie in koper wil laten vervaardigen. Het portret met Huygens’ kinderen hangt nu in het Mauritshuis, een koperen portret van Willem II is niet (meer) bekend.

In het gelijknamige boek Constantijn Huygens. Een leven in brieven zijn een andere brief van Constantijn aan Amalia en afzonderlijke portretten van de Huygens familie te zien.

Ineke Huysman, 29 mei 2022

Constantijn Huygens, codekraker

Een van de vele kwaliteiten waarover Constantijn Huygens beschikte, was het maken van sleutels voor brieven in geheimschrift. Daarnaast was hij was zeer bedreven in het ontcijferen van (onderschepte) gecodeerde brieven.[1]  Voor de huidige onderzoeker is het erg fijn dat Huygens de oplossing boven de cijfers noteerde. De hierboven afgebeelde brief van Johan van Reede en onderstaande brief van Willem Boreel van 26 augustus 1644 zijn daar een voorbeeld van.

Willem Boreel aan Constantijn Huygens, 26 augustus 1644, Koninklijke Verzamelingen, Archief Constantijn Huygens, G1-8.1

Ook onderstaand briefje dat niet in de oude editie van J.A. Worp voorkomt, aangetroffen in de Koninklijke Bibliotheek, is illustratief. Huygens noteerde erop dat hij het op 9 augustus 1644  te Assenede had ontvangen. Deze keer schreef hij de oplossing niet boven de regels maar aan de onderkant van het papier. De afzender en de plaats van verzending ontbreken, maar dat spreekt eigenlijk vanzelf, het is immers een geheime boodschap.

N.N. aan Constantijn Huygens, Koninklijke Bibliotheek, 79 C 11, nr. 3

Transcriptie:

Le prince d’Orange se donne le soin, en cas que la France désire quelque chose de nouveau ou de luy ou de messieurs les Estats, de tenir un peu la main, afin que pour facilitation de toutes choses proposées en l’affaires du Sr Goff, l’Anglois par le moyen du prince d’Orange puisse avoir celuy de faire avoir à la France ce qu’elle aura à désirer du prince d’Orange et des Estats pour par le mesme se donner les espérances de celles qu’elle aura à désirer de la France.

Wat speelde er? Stephen Goffe, die in de brief wordt genoemd, was kapelaan en agent van de Engelse koning Karel I, die op dat moment in een burgeroorlog was verwikkeld met de troepen van het Parlement. In juli 1644 had zijn echtgenote Henriette Maria halsoverkop met haar zoons naar Frankrijk moeten vluchten. Tussen de bedrijven door onderhandelde de Engelse koning met Frederik Hendrik over een mogelijk huwelijk tussen zijn oudste zoon Karel, de prins van Wales, en stadhoudersdochter Louise Henriette. De koning wilde gelijktijdig een politiek verbond met de Republiek sluiten, bij voorkeur ook met Frankrijk. Daarbij was het de bedoeling dat de Republiek schepen ter beschikking zou stellen om Franse troepen naar Engeland te vervoeren.[2] Goffe was daarvoor als bemiddelaar aangewezen.

Dit ontcijferde briefje wekt de indruk dat Frederik Hendrik bereid was zich in te willen inspannen om alle partijen op één lijn te krijgen. Van dat verbond kwam overigens niets terecht en ook de onderhandelingen over een tweede huwelijk tussen Oranje en Stuart werden in april 1646 definitief afgebroken. Resteert de vraag van wie het briefje zou kunnen zijn. Huygens ontving het in het legerkamp bij Assenede, in Oost-Vlaanderen, waar hij met Frederik Hendrik en zijn troepen verbleef. Mogelijk is het informatie die Huygens werd toegespeeld door iemand met goede connecties zowel bij de Staten-Generaal als aan het Haagse hof.

Dan nog de ontcijfering. Huygens moet over de sleutel hebben beschikt. Het lijkt erop dat deze gebaseerd was op een lijst van letters corresponderend met nummers die wisselden als de sleutel veranderde. Voor belangrijke personen en namen waren dan speciale nummers gereserveerd. Dankzij Huygens’ ontcijfering weten we in ieder geval dat nummer 509 de geheime code voor de prins van Oranje was.

Ineke Huysman, 12 februari 2022

In de bundel Constantijn Huygens. Een leven in brieven wordt veel aandacht besteed aan de functie van Constantijn Huygens in dienst van de Oranjes.


[1] Zie S. Groenveld, ‘”Chijffre pour la communication avec Mr. Jermijn, de l’année 1647″. Geheimschriftsleutels als bron voor netwerkreconstructies rond prins Willem II’ in: Jaarboek Oranje-Nassau 2009-2010 (Rotterdam, Gronsveld 2010), 54-78; S. Groenveld, ‘Frederik Hendrik en Antwerpen in 1646’ in: Een vorstelijk archivaris. Opstellen voor Bernard Woelderink (Zwolle 2003), 134-139.

[2] P. Geyl, Oranje en Stuart (Arnhem 1963), 35-36.

Constantijn Huygens en de bibliotheek van Van Aerssen van Sommelsdijck

Uit een recent ontdekte brief van Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck sr. (1602-1662) aan Constantijn Huygens leren we Huygens kennen als bibliofiel. Dankzij deze brief en een puntdichtje van Huygens is tevens een beschrijving van de uitzonderlijk kostbare bibliotheek van de familie Van Aerssen aan het licht gekomen. De brief wordt bewaard in de Universitaire Collecties van de Universiteit van Leiden, is niet opgenomen in de uitgave van Huygens’ Briefwisseling door J.A. Worp, maar is nu uiteraard wel te vinden in onze database. Het puntdichtje komt later in dit blog ter sprake.

Huygens bibliofiel te Parijs

2. Adriaen Hanneman, Portret van Cornelis van Aerssen van Sommelsdijk. 1658. Olieverf op doek. Amsterdam, Rijksmuseum, SK-A-1670.

Op 10 november 1661 ontvangt Huygens, die in die tijd in Frankrijk onderhandelt over de teruggave van het prinsdom Orange, te Fontainebleau een brief uit Den Haag, gedateerd 3 november 1661, van Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck met het verzoek voor hem een aantal boeken te kopen. Zijn wensen omschrijft hij in een bijgevoegd ‘Mémoire’: [afb. 1a +1b]

Mémoire des livres pour le Sr. de Sommelsdijck

[1] Plutarque in folio en quatre volumes de la plus nouvelle edition, et du plus beau et grande papier, relié en veau, et doré au dos à petite fers.

[2] La vie du Cardinal de Rechelieu en trois volumes in folio aussi du plus beau papier, et relié de mesme que dessus.

[3] Appian Alexandrin de la meilleure traduction et edition, relié de mesme.

[4] Les memoires du president Jannin in folio, du plus beau papier, relie de mesme.

[5] L’histoire de la vie de Henry quatrieme de la plus grande edition, relie de mesme par l’Evesque de Rodhes.

[6] Le Testament ou fidelles conseils d’un père à ses Enfans par le Sr. de la Hauguette, de la plus grande edition relié de mesme.

Cornelis [afb. 2] is de oudste zoon van François van Aerssen (1573 -1641), ambassadeur in dienst van de Republiek. François van Aerssen laat in 1613 aan het Lange Voorhout 7 in Den Haag een fraai stadspaleis bouwen, waar in 1614 de familie Huygens naast komt wonen. De beide families worden goede buren. Constantijn Huygens en Cornelis van Aerssen kennen elkaar dus al van jongs af aan. Ze blijven als vrienden contact houden; hun correspondentie die loopt van 1622 tot aan Aerssens overlijden in 1662, omvat 33 brieven (6 van en 27 aan Huygens).

Ook na november 1661 schrijven ze elkaar over boeken. Zo legt Van Aerssen op 28 december 1661 nogmaals uit dat hij graag ‘la vie et mémoires du feu cardinal Rischellieu’ en ook de ‘mémoires du président Janin’ op groot papier heeft en dat hij dat al tweemaal heeft gelezen. Hij bezit ze graag omwille van de ‘curiosité du grand papier’. Als geheugensteuntje is een exemplaar ‘du petit papier’ voldoende. Dat geldt ook voor ‘l’histoire de Henry le Grand’ dat wel in een octavo gekocht mag worden, in afwachting van een druk in kwarto.[2] Op 18 januari 1662 vertrouwt hij Huygens toe dat hij het groot formaat papier en het mooie lettertype niet alleen om de zeldzaamheid verlangt, maar dat hij daarmee ook geld bespaart om te kunnen blijven lezen.[3] Op 22 februari 1662 vraagt hij Huygens ook nog om ‘l’Hystoire de Thou au grand papier et bien reliée’ [7] en een goede vertaling in het Frans van Xenofon aan het lijstje toe te voegen.[4]

Huygens is inderdaad op zoek gegaan naar de gevraagde boeken. Hij noteert namelijk een schatting van de prijzen in de marge van het ‘Mémoire’: bij [1]:  84-100 fr, bij [2]:  45 – 50 fr, bij [3]:  8 – 10 fr, bij [4]: 10 – 12 fr, bij [5] :11 – 12fr en bij [6]: 4.10 – 5 fr.

Huygens’ puntdichtje over de verkoop van een bibliotheek

Ruim twintig jaar nadat Huygens deze boeken voor Cornelis van Aerssen had gekocht, schrijft hij in een brief van 18 mei 1682 aan Don Emmanuel de Lira, tussen 1671-1679 extraordinaris envoyé van Spanje in Den Haag[5] en inmiddels met Constantijn Huygens bevriend, dat hij van een grappige uitspraak van Hedwig Agnes van Brederode (1643-1684), een goede bekende van hen beiden, een gedichtje heeft gemaakt:

                        Claes heeft een kostlyck wijf, en kostelyke Boecken,

                        Daerin hy en syn wijf pas even veel verstaen.

                        Tot dat wijfs onderhout moet Claes financie soeken;

                        En daerom houdt voor eerst de schoone Boeck-Cass aen.

                        Wat is daeraen misdaen, wat valter op te spotten:

                        Al soo wel eet het wijf de boecken als de Motten. [6]

Vrij vertaald luidt dit versje:

                        Klaas heeft een dure vrouw en dure boeken,

                        waar hij en zijn vrouw nauwelijks iets van begrijpen.

                        Om zijn vrouw te onderhouden heeft Klaas geld nodig

                        en daarom spreekt hij voor het eerst de mooie boekenkast aan.

                        Wat is daar mis mee? Wat valt er mee te spotten?

                        De vrouw eet zo net zo goed de boeken, als de motten.

Huygens anonimiseert zijn puntdicht en noemt de boekenverkoper ‘Claes’, maar boven een handschrift van dit gedichtje schrijft hij eigenhandig: ‘Op tsujet van H. van Posthoeck zijn Bibliotheeck vercoopende in maart 1682’.[7] Het bon mot van Hedwig Agnes slaat op François Zoete de Lake van Villers (1636-1689), heer van Potshoeck.

François Zoete de Lake trouwde op 27 oktober 1678 met Henriette van Aerssen van Sommelsdijck (1647-?), achtste dochter van Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck en Lucia van Walta (1610 – 18 juni 1674), vrouwe van Villers. Het huwelijk werd ‘sans aucune ceremonie’ in Rijswijk voltrokken, schrijft Constantijns dochter Susanna Huygens aan haar broer Christiaan op 10 november 1678.[8] Zij vertelt hem dat het paar daarna bij ‘Monsieur De Lira, Ambassadeur D’Espagne’ had gesoupeerd zonder te vertellen dat ze pas getrouwd waren. Pas bij het weggaan zei de dame dat ze bleef slapen bij de heer van Polsbroeck. Susanna houdt haar broer aldus op de hoogte van de laatste nieuwtjes uit Den Haag.

Huygens en De Lira kennen de jonggehuwden dus. In zijn brief verontschuldigt Huygens zich dat hij niemand heeft willen beledigen, maar zijn puntdicht alleen heeft bedoeld als een sausje over het gerecht van Hedwig Agnes. Intussen noemt hij in zijn brief de heer van Potshoek wel een ‘clerigo de pocas letras’ (een weinig geletterde klerk), die voor zijn huwelijk een bibliotheek heeft weten bijeen te brengen die even fraai als talrijk is. De verkoop is, volgens Huygens, een uitzonderlijke gebeurtenis waarover iedereen praat.[9]

De bibliotheek

Hoewel dus veelbesproken in 1682, heeft de bibliotheek van de heer van Potshoeck tot nu toe geen aandacht gekregen.[10] De auctiecatalogus is in drie exemplaren bewaard gebleven en gelukkig beschikbaar via het project Book Sales Catalogues of the Dutch Republic 1599-1800.[11] De collectie werd onder de hamer gebracht door Johannis Steucker in de Groote Zaal te Den Haag op 2 maart 1682. De veilingcatalogus is ingedeeld naar formaat. In folio zijn er 611 kavels, in kwarto 811, in octavo 1027 en in duodecimo 909. Aan het einde van de catalogus worden nog ongebonden boeken aangeboden (18 in folio, 41 in kwarto, 38 in octavo en 15 in duodecimo). Het gaat dus om een bibliotheek van tenminste 3.560 kavels. Veilingmeester Steucker is zich bewust van de uitzonderlijke kwaliteit van de collectie want op de titelpagina [afb. 3] voegt hij aan de hoofdtitel toe: ‘Quorum omnes in Folio, in dorso sunt deaurati et plurimi Gallico Modo, hoc est in een Franschen Bandt, compacti’. Dat wil zeggen: ‘waarvan alle boeken in folio, op de rug zijn verguld en de meeste op Franse wijze, dat is ‘in een Franschen Bandt’, zijn gebonden’.

3. Titelpagina van de veilingcatalogus van de bibliotheek van Franciscus Zoete de Laeke de Villers, heer van Potshoeck. (Den Haag: Ex Officina Iohannis Steucker, 1684). Parijs, Bibliothèque nationale, delta 20166.

Het moet een fraaie bibliotheek zijn geweest, vol prachtige banden en mooi gedrukte werken op groot papier. Ze bevat twee middeleeuwse handschriften: Der naturen Bloeme van Van Maerlant (folio, nr. 502) en een Histoire de France afkomstig uit het Cabinet du Duc de Montmorency (folio, nr. 71),[12] zes incunabelen (folio, nr. 40, 533, 579, 587, 590 en 602), atlassen, historische werken van Bor, Van Meteren, Hooft, de beroemde ingekleurde wapenboeken van De Gheyn en Van Breen, letterkundige werken van Van der Noot, Bredero, Krul, Vondel, Hooft en Huygens, allerlei bijbels waaronder De grooten Figuur-Bijbel van Scabaelje en zijn Emblemata sacra. En onder de libri in duodecimo bevinden zich maar liefst 50 Republiekjes van Elsevier (nr. 777 – 827).[13]

De bibliotheek van de heer van Potshoeck is die van Van Aerssen

Tot mijn verrassing zijn de boeken die Huygens voor Cornelis van Aerssen te Parijs heeft gekocht in bijna identieke beschrijvingen terug te vinden in de catalogus van de veiling Posthoeck: Plutarque (hierboven geciteerd als titel [1]) is te vinden bij de Libri in folio nr. 38, titel [2] Appian is nr.70, titel [3] Richelieu is nr. 55, titel [4] Jeannin is nr. 148, titel [5] Henri le Grand is bij de Libri in quarto nr. 39, titel [6] het Testament van Hoguette is bij de Libri in duodecimo nr. 490. Ook de door Cornelis van Aerssen in zijn brief van 22 februari 1662 genoemde titel van De Thou [7] is terug te vinden. Het is nr. 65 bij de Libri in folio.

De bibliotheek die de heer van Potshoeck in 1682 te gelde maakt, is dus de bibliotheek van Van Aerssen. Ze is hem door zijn huwelijk met Henriette van Aerssen in handen gevallen. Op grond van de inhoud is het aannemelijk dat reeds ambassadeur François van Aerssen aan de verzameling heeft bijgedragen. Zijn zoon Cornelis heeft de bibliotheek met fraaie exemplaren uitgebreid. Dat is ook gebeurd na diens dood in 1662 door zijn weduwe Lucia van Walta. Blijkens hun gezamenlijk testament bleef zij na de dood van haar man in het bezit van al hun goederen.[14] Zij heeft waarschijnlijk van Constantijn Huygens zijn Korenbloemen (Amsterdam, 1672) cadeau gekregen. Dit boek staat vermeld bij de boeken in kwarto als nr. 2 ‘Seer curieus. Fransche band, Groot Papier’. Dankzij de correspondentie en een gedichtje van Huygens is Cornelis van Aerssen nu bekend als een groot bibliofiel. Zijn grote en kostbare bibliotheek ligt open voor onderzoek.[15]

Ad Leerintveld, 15 november 2020


[1] Kees Zandvliet, De 500 rijksten van de Republiek. Rijkdom, geloof, macht & cultuur. (Zutphen: Walburg Pers 2018), p. 155.

[2] Huygens Briefwisseling, brief nr. 5733.

[3] Idem, nr. 5752. ‘Je ne plais point mon argent pour so[u]lager ma vue, car le grand papier et le bau caracterre qui je demande n’est pas tant par curiosité que pour cet effet.’

[4] Idem, nr. 5766.

[5] O. Schutte, Repertorium der buitenlandse vertegenwoordigers residerende in Nederland 1548-1810. (Den Haag: Nijhoff, 1983), p. 584, nr. 561: Don Manuel Francisco de Lira y Castillo.

[6] Briefwisseling Huygens, nr.7186, Deels uitgegeven door R.J. Fruin in Overblyfsels van geheuchenis […] van den heere Coenraet Droste. Aanteekeningen. (Leiden: Brill, 1879), pp. 513-515. Het gedichtje is ook opgenomen in J. A. Worp, De gedichten van Constantijn Huygens naar zijn handschrift uitgegeven. Deel VIII, (Groningen: Wolters, 1898), p. 295.

[7] KB, hs. KW 78 C 70/1.

[8] Briefwisseling Christiaan Huygens, brief 2147. Huwelijksakte in Den Haag, Nationaal Archief (NA), Collectie Van Aerssen, toegang 1.10.01, inventarisnummer 71.

[9] Zie noot 6 : ‘chose peu ordinaire, qui ayant ouvert la bouche à tout le monde’.

[10] De bibliotheek wordt niet genoemd in: H.W. de Kooker & B. van Selm, Boekcultuur in de Lage Landen, 1500-1800. (Utrecht: HES, 1993).

[11] https://primarysources.brillonline.com/browse/book-sales-catalogues-online.IDC-cat. Nr. 1781, mf. 2990-2991. Origineel: Parijs, Bibliothèque nationale, delta 20166.

[12] Het handschrift Van Maerlant berust thans in de UB Leiden (BPL 14 A). Tot op heden was als vroegste eigenaar ervan bekend Isaac le Long (1683-1762). Zie: Ria Jansen-Sieben, De natuurkunde van het geheelal. Een 13de-eeuws Middelnederlands leerdicht. (Brussel: Paleis der Academiën, 1968), pp. 104-109. De geschiedenis van Frankrijk is mogelijk: Jean Mansel, Fleur des histoires, dat in de 16de eeuw toebehoorde aan een Montmorency. Zie: Hanno Wijsman, Handschriften voor het hertogdom. De mooiste verluchte manuscripten van Brabantse hertogen, edellieden, kloosterlingen en stedelingen. (Alphen aan de Maas: Veerhuis, 2006), p. 74-81. Met dank aan Ed van der Vlist.

[13] Vergelijk: J.A. Gruys, ‘De reeks ‘Republieken’van de Elzeviers en Joannes de Laet, in: B.P.M.Dongelmans, P.G. Hoftijzer en O.S. Lankhorst (red.). Boekverkopers van Europa. Het 17de-eeuwse Nederlandse uitgevershuis Elzevier. (Zutphen, Walburg Pers, 2000), pp. 77-106, met name p. 79.

[14] NA, Collectie Van Aerssen, toegang 1.10.01, inventarisnummer 50.

[15] Dit blog is een lichtelijk bewerkte versie van mijn artikel ‘Constantijn Huygens en de bibliotheek van Van Aerssen van Sommelsdijck’ in: Wim van Anrooij e.a. (red.), Om het boek. Cultuurhistorische bespiegelingen over boeken en mensen. (Hilversum, Verloren 2020), [Huldebundel aangeboden aan prof. dr. Paul Hoftijzer bij zijn emeritaat als hoogleraar Boekwetenschap te Leiden], p. 281-286.