Poëzie als medicijn en potten van porselein

Drie brieven van gouverneur-generaal Specx aan Huygens

Titelpagina van Constantijn Huygens’ Ooghen-troost, 1647.

In 1647 liet Constantijn Huygens bij de Elseviers in Leiden zijn gedicht Eufrasia. Ooghen-troost, aen Parthenine, bejaerde maegd. Over de verduysteringh van haer een ooghe drukken. Het was aanvankelijk bedoeld om zijn vriendin Lucretia van Trello (ca. 1590- 1663)[1] te troosten. Zij was aan één oog blind geworden. Hij stuurde dit troostgedicht, dat hij voltooide op 5 januari 1647, in handschrift aan haar op. Het gedicht was toen niet langer dan zo’n vierhonderd regels. Huygens bleef aan het gedicht werken. Hij breidde het uit tot maar liefst duizend en twee regels en maakte van een particulier gedicht voor een vriendin een boek voor een algemeen publiek door bijvoorbeeld de naam van de bestemmelinge te vervangen door het anonieme ‘Parthenine, bejaerde maegd’. Ook zijn er in de druk tweemaal zoveel Griekse en Latijnse citaten toegevoegd. Hierdoor werd het Nederlandstalige gedicht eveneens voor lezers die liever Latijn lazen, toegankelijk en presenteerde Huygens zich als een humanist.[2]

Presentexemplaren

Het boek verscheen nog in het voorjaar van 1647. Uit zijn briefwisseling blijkt dat Huygens exemplaren ervan stuurde aan onder anderen de dichter en theoloog Jacobus Revius (4583), aan zijn vrienden Descartes (n0279) en Caspar Barlaeus (4704), aan de ex-leraar van zijn zonen Henrik Bruno (4636), aan de Deense diplomaat Corfits Ulefeldt (4586), aan de pastoor van Loon op Zand Benediktus van Kessel (4610) en aan de sterrenkundige katholieke priester Godefridus Wendelius (4616). De receptiegeschiedenis van Huygens’ Eufrasia kan nu dankzij de vondst van een niet eerder bekende brief worden uitgebreid.

Gouverneur-generaal Specx

In het Dordts Archief wordt namelijk een brief (n0629) bewaard van Jacques Specx van 11 mei 1647. Specx, die ook geteisterd wordt door een oogkwaal, bedankt Huygens erin voor het hoogwaardige geschenk met zijn godsvruchtige en geestelijke medicinale inhoud. Het heeft hem zo’n troostrijk medicijn opgeleverd als hij tot dan toe nog van geen dokter, oogarts of chirurgijn heeft genoten.

Anonieme kunstenaar, portret van gouverneur-generaal Specx. Rijksmuseum Amsterdam

Jacques Specx (ca. 1588-1652) is vooral bekend geworden als initiatiefnemer van de jarenlange exclusieve handel die de Vereenigde Oostindische Compagnie heeft kunnen drijven met Japan en Korea. Hij werd in 1609 hoofd van de factorij in Hirado. Deze handelspost bestuurde hij ongeveer tien jaar, daarna werd hij president van de Schepenbank in Batavia en lid in de Raad van Indië. In 1627 moest hij op uitdrukkelijk verzoek van de Heren XVII terug naar Holland om zich te verantwoorden voor zijn gebrekkige boekhouding. Hij trouwde in Holland met Maria Odilia Buys (1615-1636), een kleindochter van landsadvocaat Paulus Buys. Met haar vertrok hij in 1629 opnieuw naar Indië. Hij arriveerde daar een dag na de dood van Jan Pietersz. Coen, wiens begrafenis hij regelde. Door de Raad van Indië werd hij meteen tot interim gouverneur-generaal benoemd. Hij bleef dit tot september 1632. In 1633 was hij terug in Holland. Hij ontving een riant maandgeld en kon gaan rentenieren. Hij vestigde zich in Amsterdam waar hij een belangrijke verzameling Indische, Japanse en Chinese voorwerpen en schilderijen bijeenbracht. Hij bezat onder meer vijf schilderijen van Rembrandt.[3] Later werd hij bewindhebber van de Westindische Compagnie. Specx hertrouwde na de dood van zijn eerste vrouw met Magdalena Doublet (*1595).[4] Zij was een zus van Philips Doublet (1590-1632) die met Geertruydt Huygens (1599-1680) een zus van Constantijn Huygens was getrouwd.

Potten van porselein

Specx was geen onbekende voor Huygens. Uit 1636 is er een brief van hem aan Huygens (1367) waarin hij hem bedankt voor wat hij voor zijn zwager Buys heeft gedaan, en als blijk van dankbaarheid ‘een cleijn Indisch manufactuijrken’ stuurt voor ‘Me vrouwe  UE. ghemale’. En in 1640 verontschuldigt Specx zich in een brief (2577) voor zijn traagheid in het uitvoeren van een ‘commissie’ van Huygens voor ‘Porceleine potten’. Hij heeft lang gezocht naar de bedoelde potten, maar geen andere kunnen vinden dan één uit ‘ons huijs’ en drie ‘bij David van Milden’.[5]

Jacques Specx blijkt dus Constantijn Huygens te hebben geholpen aan waarschijnlijk Chinees porselein voor zijn kabinet. Blijkens de nu ontdekte brief uit 1647 heeft Huygens op zijn beurt Specx, via hun gemeenschappelijke zwager, raadsheer Philips Doublet, met een exemplaar van zijn Ooghen-troost poëtisch getroost toen diens gezichtsvermogen ‘overswack’ was.

Ad Leerintveld


[1] Zie over haar Els Kloek: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Trello

[2] Het gedicht is uitgegeven door F.L. Zwaan (Groningen, Wolter’s Noordhoff/Bouma’s Boekhuis, 1984). Zie ook: C.W. de Kruyter, Constantijn Huygens’ Oogentroost. Een interpretatieve studie. (Meppel, Boom 1971) en Lise Gosseye, Reading towards the Light. Constantijn Huygens’ Ooghentroost at the beginnings of modernity. (Gent 2011, proefschrift Universiteit Gent).

[3] Gary Schwartz schildert een levendig portret van de man in zijn Rembrandt, zijn leven, zijn schilderijen (Maarssen 1984, 100-101).

[4] Ondertrouw op 24 april 1638 te Amsterdam.

[5] David van Milden dreef een handel in Oostindische waren in de Haarlemmerstraat te Amsterdam. Zie: Stadsarchief Amsterdam, https://archief.amsterdam/archief/5075/2367

Hongaars koninginnewater

Loderein, een verbastering van eau de la Reine, is een reukwater op alcoholbasis met rozemarijn als belangrijkste ingrediënt. Het werd vroeger veel gebruikt, zowel om te verfrissen als om te genezen. De oorsprong van de benaming is terug te voeren tot de echtgenote van koning Karel Robert I van Hongarije, Elizabeth van Polen (1305-1380), voor wie het als eerste zou zijn gemaakt om haar van haar hoofdpijn te verlossen. Het reukwater was zeer populair in de 17e eeuw. Aan het hof van Lodewijk XIV was het een favoriet product. In Nederland gebruikte men zogenaamde lodereindoosjes, die een met het geurwater besprenkeld sponsje bevatten om een aangename, verfrissende geur te verspreiden. Ook Constantijn Huygens was een liefhebber van dit water, dat hij in zijn documenten eau d’Hongrie noemt. Hij experimenteerde veel met planten en kruiden, zo maakte hij er recepten mee en creëerde hij geuren. Daarover onderhield hij contact met een netwerk van geïnteresseerde mannen én vrouwen, meestal via brieven.

Constantijn Huygens aan Henry Oldenburg, 26 januari 1677, Royal Society London, MS. H 3, no. 35.

Een brief van Huygens aan Henry Oldenburg (1618-1677), secretaris van de Royal Society, verschaft meer inzicht in Huygens’ kennis van dit specifieke geurwater. Zo beschrijft hij dat het perfecte recept behalve alcohol alleen de bloemblaadjes van de rozemarijnplant mag bevatten en beslist geen groene naalden. De bloemen moeten bij voorkeur uit de buurt van Orange in Zuid-Frankrijk afkomstig zijn, aangezien de kwaliteit van de plant daar het meest optimaal is. Toch is Huygens wel benieuwd hoe het reukwater zich zal gedragen op basis van de rozemarijn die in Engeland groeit, aangezien hij weet dat de plant daar ook welig tiert. Hij vraagt Oldenburg dan ook om hem wat bloemen op te sturen, zodat hij het kan vergelijken.

Henry Oldenburg, door Jan van Cleve, Royal Society, Wikimedia Commons.

Huygens vertelt ook dat zijn ziekelijke zuster Geertruyd, inmiddels de zeventig gepasseerd, veel baat heeft bij dit water en van het ene op het andere moment hersteld lijkt te zijn wanneer zij het heeft gedronken. Haar polsslag is dan weer subiet rustig en stabiel. Huygens voegt eraan toe dat Robert Boyle (de bekende Engelse wetenschapper, ook lid van de Royal Society) hem er wel om zal uitlachen als hij hoort dat hij zich verlaagt tot dit soort details. Maar hij wijst erop dat de geneeskrachtige werking van het water is bevestigd, enerzijds door de positieve ervaring van zijn zuster en anderzijds door zijn zoon Christiaan, die het hem heeft aangeraden. In zijn brief aan Oldenburg noemt Huygens overigens niet Moise Charas, de Franse apotheker en botanicus afkomstig uit Orange, met wie hij zich al eerder in contact had gesteld over dit reukwater en andere geneeskrachtige recepten. Oldenburg noteert weliswaar: ‘The method of making true Hungary water’ bovenaan de brief, maar het is niet bekend of hij en Huygens verder nog over dit onderwerp contact hebben gehad.

Eind achttiende eeuw raakte de geur enigszins in de vergetelheid door de opkomst van een ander beroemd water: eau de Cologne. Tegenwoordig wordt rozemarijn veel toegepast in de aromatherapie, die het een opwekkende invloed toekent en inzet tegen allerlei kwalen, waaronder hoofdpijn. Ook bestaan er nog steeds parfumhuizen zoals Fragonard en Maison Nicolas de Barry die de geur in hun assortiment hebben.

Ineke Huysman, 3 juni 2022


Dit jaar eindigt de database met de nog bestaande correspondentie van Constantijn Huygens zijn voltooiing. Ook is inmiddels de bloemlezing Constantijn Huygens. Een leven in brieven verschenen.