La Sfera Armoniosa – Constantijn Huygens!


Alkmaar, Lutherse Kerk, zaterdag 30 maart 2024, 20:00 – 21:30 uur

Ontdek het veelzijdige leven van Constantijn Huygens in een muzikale uitvoering van woord, beeld en geur. Deze 17e-eeuwer was niet alleen een bekende diplomaat en secretaris van drie stadhouders, maar ook een getalenteerd dichter, musicus, kunstkenner, architect en wetenschapper. Tot voor kort was het onbekend dat hij ook een gepassioneerd parfumeur was: er zijn onlangs 150 recepten van zijn hand ontdekt. Opvallend is bovendien dat Constantijn Huygens veel vrouwelijke contacten had.

In dit programma uitgevoerd door La Sfera Armoniosa wordt aandacht besteed aan die relaties die een rode draad door zijn lange leven hebben gespeeld. Verhalen en beelden laten zien hoe hij en zijn vriendinnen elkaars leven hebben beïnvloed. Daarbij wordt muziek uitgevoerd van Huygens’ eigen composities en die van zijn muzikale contacten, zoals Lanier, Foscarini en Lambert.

Met:
• Lette Vos – Sopraan
• Ineke Huysman – Spreker (Huygens Instituut)
• Paulina van Laarhoven – Viola da gamba
• Mike Fentross – Theorbe en barokgitaar

Kaartverkoop: https://www.klassiekemuziek.nl/e/17628/la-sfera-armoniosa-constantijn-huygens

https://kerkfotografie.nl/evangelisch-lutherse-kerk-alkmaar

De Huygens-familie en de microscoop: sperma en bacteriën onder het vergrootglas (en op papier)

Tekeningen van Christiaan Huygens van spermatozoa uit maart/april 1678; gebaseerd op tekeningen Van Van Leeuwenhoek die in1679 werden gepubliceerd in de Philosophical Transactions (waarvan de origenelen verloren zijn). UB Leiden HUG 9.

14 april: de geboortedag van Christiaan. Net als zijn vader en oudere broer had ook deze Huygens een levenslange fascinatie voor microscopie. Die is aanzienlijk minder bekend dan zijn werk op het gebied van de fysica en astronomie, maar ook van groot belang, zo blijkt uit het recente onderzoeksproject Visualizing the Unknown [https://visualizingtheunknown.com]. Aan Christiaan danken we een hele serie gedateerde, tekstuele en visuele observaties van eencelligen. Die waren deels al wel bekend (een klein aantal staat nogal slordig gereproduceerd in de Oeuvres Complètes), maar uit bestudering van de originele manuscripten in de UB Leiden blijkt pas hun grote historische belang – zeker als we ze bekijken in samenhang met de bezigheden van de Royal Society en één van hun meer bekende correspondenten, Antoni van Leeuwenhoek [zie ook: Huygens en Van Leeuwenhoek, door Ad Leerintveld].

Vader Constantijn had al in 1622 één van de allereerste samengestelde microscopen (een variatie op de in 1608 uitgevonden telescoop) gekocht van Cornelis Drebbel. Zoons Constantijn junior en Christiaan waren in de jaren 1650 al druk doende met het slijpen van lenzen – onder meer in samenwerking met Andreas Colvius – maar concentreerden zich op de telescoop, en niet de microscoop. Toen Christiaan in 1665 een gesigneerd auteursexemplaar van Robert Hooke’s baanbrekende Micrographia ten geschenke kreeg, was hij meer geïntrigeerd door de in dit rijke werk verborgen lichttheorie dan in de microscopische observaties.

Zoals bekend werd Antoni van Leeuwenhoek in 1673 geïntroduceerd bij de Royal Society. Vader Constantijn schreef een – enigszins dubbelzinnige – aanbevelingsbrief naar Hooke. Vaak wordt aangenomen dat Huygens senior toen terstond te voet of per trekschuit vanuit Hofwijck vertrok om met eigen ogen het wonder van Delft te aanschouwen. Om meerdere redenen is dat minder aannemelijk. Huygens was zowel in 1663 als in 1671 te gast geweest bij samenkomsten van de Royal Society – en werd nu ingeschakeld om verslag uit te brengen wie deze onbekende observator was.[1]

Zeer tot ergernis van Huygens reageerde Hooke pas veel later op zijn brief, en nam Oldenburg het voortouw in de correspondentie. Van Leeuwenhoek stuurde zijn brieven naar Londen, en Oldenburg publiceerde soms een uittreksel in zijn Philosophical Transactions (dat niet het officiële orgaan van de Society was).

Oudst bekende afbeelding van een spermatozo, rechts boven in de hoek. Brief van Nicolaas Hartsoeker aan Christiaan Huygens, 14 maart 1678, HUG 45 f 101.

Van Leeuwenhoek kreeg pas echt interesse van de kant van de Society toen hij in oktober 1676 zijn beroemde brief stuurde over de waarneming van ‘kleijne diertgens’, en precies een jaar later over de rondzwemmende wezentjes in zijn eigen ejaculaat (spermatozoa dus). Hooke en andere Fellows waren nu ineens gefascineerd door Van Leeuwenhoek. Uit hun aantekeningen blijkt dat ze de waarneming meteen zeer serieus namen. Maar hoe had Van Leeuwenhoek dit gedaan? De Delftenaar weigerde – in strijd met de mores van de Society – zijn methode te openbaren. Een geïrriteerde briefwisseling over en weer was het resultaat. De Society wilde de observaties indoor kunnen repliceren, en nam om begrijpelijke redenen geen genoegen met Van Leeuwenhoeks weigering om openheid van zaken te geven.

Op dit punt – 1677 – begonnen Christiaan, Constantijn junior opnieuw interesse te krijgen in de microscoop. Ze wisten dat Van Leeeuwenhoek gebruik had gemaakt van een techniek die door Hooke was beschreven: capillairvaten. Dat zijn flinterdunne glazen buisjes, die een opzuigend werking hebben; heel dicht bij de lens gebracht kunnen worden; en zelf ook een vergrotende werking hadden. Terwijl Hooke in Londen – mopperend en wel – door trial and error trachtte Van Leeuwenhoeks observaties te repliceren, deden de gebroeders Huygens precies hetzelfde, met kennis van zaken. Ze werden daarbij geholpen door de jonge wiskundige en lenzenslijper Nicolaas Hartsoeker.

Vele brieven, notities en schetsen in het Huygensarchief getuigen van hun activiteiten en ontdekkingen in 1677 en (vooral) 1678. Behoudens een enkel marginaal kriebeltje in de marge had Van Leeuwenhoek geen visuele aanknopingspunten gegeven waar de ontvangers van zijn brieven naar moesten zoeken. Hooke verkeerde zelfs in twijfel of Van Leeuwenhoek een samengestelde microscoop had gebruikt (zoals hij zelf had gedaan) of een enkelvoudig, veel sterker vergrotend lensje. De gebroeders Huygens wisten dit wel, en naast de observaties correspondeerden ze ook druk over de constructie van steeds betere microscopen. En met gebruikmaking van Van Leeuwenhoeks technieken slaagden ze erin diens observaties te repliceren.

Menselijke zaadcellen, gefotografeerd door originele Leeuwenhoek-microscoop. © Wim van Egmond voor Visualizing the Unknown, 2022.

Links: Vorticella, zoals getekend door Christiaan Huygens in 1678; HUG 9. Rechts hetzelfde soort, nu gefotografeerd door originele Leeuwenhoek-microscoop. © Wim van Egmond voor Visualizing the Unknown, 2022.

Op 13 maart 1678 tekende Christiaan een eerste eencellige, al heel snel gevolgd door talloos meer. Op 14 maart tekende Hartsoeker de eerste spermatozo – de oudst bekende afbeelding ter wereld. En zo ging het bijna een jaar verder. Met name Christiaan maakte treffende schetsen van ‘animalcula’, die goed te determineren zijn. Tijdens onderzoek van Visualizing the Unknown kon het team door oorspronkelijke Van Leeuwenhoek-microscopen diens technieken reconstrueren. En aldus bleek dat wat Van Leeuwenhoek zag (maar niet had getekend) perfect overeenkwam met wat Huygens óók zag, en wél tekende. Christiaan – net als Hooke enigszins geïrriteerd over Van Leeuwenhoeks gebrek aan helderheid – ging zelfs zo ver om (via zijn broer en zijn vader) en serie van zijn eigen tekeningen naar Van Leeuwenhoek te sturen. Had hij diertje A gezien? (Antwoord: Ja, dat leek op een beestje dat Van Leeuwenhoek ook had waargenomen, en dat volgens hem 16 of 18 poten had) En diertje B? (‘die oordeel ick dat deselvige diertgens sijn, die ick in den jare 1675 met groote menichte heb ontdeckt eerst in hemels en daer na in peperwater’).[2] Zo ging het door tot F, waarna Van Leeuwenhoek nog een schetsje toevoegde met verbeteringen van Christiaans observaties van de ‘veertjes’ op de vleugels van vlinders.

Deel uit de brief van Van Leeuwenhoek aan Constantijn Huygens, 26 december 1678, UB Leiden HUG 45.

Na deze gedachtewisseling – waarin dus vader Huygens en diens twee oude zoons actoren waren – ging Van Leeuwenhoek over tot het inhuren van (vaak anonieme) tekenaars. Christiaan bleef interesse houden in microscopie, en zou in 1692 op Hofwijck opnieuw systematisch een langere reeks microscopische waarnemingen doen (voor de kenners: HUG 15). Rijk materiaal dus en nog nauwelijks bestudeerd. Niet alleen werpt het een licht op de interesses en talenten van Christiaan en de rol van afbeeldingen in de wetenschap; ook toont het ons de complexe relatie tussen de Huygens-familie en Antoni van Leeuwenhoek

Eric Jorink

Een aantal tekeningen van Christiaan Huygens zijn te zien op de tentoonstelling Onvoorstelbaar. Hoe Antoni van Leeuwenhoek de microwereld ontdekte, 18 april 2023 tot 7 januari 2024 in Rijksmuseum Boerhaave.

Gelijktijdig verschijnt een rijk geïllustreerd boek, resultaat van de samenwerking tussen het NWO-project Visualizing the unknown. Scientific observation, represention and communication in 17th science and society en het Rijksmuseum Boerhaave: Sietske Fransen en Tim Huisman eds, Antoni. Van Leeuwenhoek en de microwereld (W-Books, Zwolle 2023).

In september verschijnt van Eric Jorink, Onder het vergrootglas. Antoni van Leeuwenhoek en de Royal Society (Prometheus, Amsterdam 2023).


[1] In een fundamenteel maar weinig geciteerd artikel hebben David Lux en Harold Cook, ‘Closed circles or open netwerks? Communicating at a distance during the Scientific Revolution’, History of Science 26 (1998) 179-211, beschreven hoe de secretaris van de Society, Henri Oldenburg, voornamelijk correspondeerde met geleerden met wie hij persoonlijk had kennisgemaakt. Net als bij kooplieden, ging het ook bij geleerden om vertrouwen – gebaseerd op reputatie en uiterlijk voorkomen. Diende een nieuw contact zich aan, dan werd een vertrouweling van de secretaris gevraagd deze persoon te screenen. Dat gebeurde, zo tonen zij aan, ook bij Van Leeuwenhoek – door Constantijn Huygens.

[2] Van Leeuwenhoek aan Constantijn Huygens, 26 december 1678, OCCH VIII, 141-143; [7099] in de Worp- en online editie.

Geurende geschenken en meer

Nieuwe gegevens uit de correspondentie van Andreas Colvius en Constantijn Huygens.

De Dordtse dominee Andreas Colvius (1594-1671) was een geleerd man.[1] Hij had een levendige, onderzoekende belangstelling voor Gods schepping. Zijn Hand herkende hij in ‘Het Boeck der Natuere’, in alles wat op aarde leefde, in de wereld om hem heen, maar ook in het uitspansel.[2] Colvius bezat een grote bibliotheek, onderhield een uitgebreide correspondentie met tal van geleerden en bracht een ‘museum’, een ‘rariteitenkabinet’, bijeen waarin hij bewijzen van Gods wonderlijke almacht verzamelde. In 1655 liet hij een catalogus van zijn verzameling drukken: Catalogus Musaei Colvii. Helaas is daar tot op heden geen exemplaar van teruggevonden.[3]

Portret van Andreas Colvius door Jacob Gerritsz. Cuyp, in 1646 gegraveerd door Salomon Savery, met een Latijns vers door Claude Saumaise (Regionaal Archief Dordrecht).

Ook Constantijn Huygens (1596-1687) had een rariteitenkabinet. Evenals Colvius was ook Huygens een diepgelovig lezer van het boek der natuur. In zijn gedicht Hofwijck zegt hij dat de mens God, de Schepper, niet alleen kent door middel van de Bijbel, maar ook uit Gods tweede boek, de natuur:

     ‘…dit Boeck, dit boeck der Boecken,
      Is so voll van ondersoecks, soo voll van soete hoecken,
      Als Hofwyck bladeren aen Boom en kruyden telt.’[4]

Ook Huygens verwondert zich over Gods Almacht die hij erkent en herkent in alles wat de natuur vermag, in al haar voortbrengselen, mineralen, stenen, vreemde dieren, kortom in ‘rariteiten’. Helaas is van Huygens’ kabinet ook geen beschrijving, catalogus of inventaris overgeleverd.

De briefwisseling tussen Andreas Colvius en Constantijn Huygens

Van de correspondentie tussen de Dordtse dominee Colvius en de Haagse hoveling Huygens zijn nu 22 brieven bekend, 20 van Colvius aan Huygens en 2 van Huygens aan Colvius. Uit enkele van hun brieven kunnen we enige informatie over hun ‘kabinetten’ of ‘musea’ te weten komen. Op 12 mei 1639 bijvoorbeeld bedankt Colvius Huygens dat hij voor een ogenblik zijn kabinet voor hem heeft opengesteld. Hij heeft genoten van zijn welwillende ontvangst, maar meer nog van de verklaringen uit zijn wijze en welsprekende mond die leven en geest gaven aan die dode dingen. Tien jaar later heeft Colvius van Huygens een ‘don d’ambre’ gekregen. Hij dankt ervoor in een brief van 31 maart 1649 die meer interessants bevat dan Worp in zijn editie geeft.[5] Colvius schrijft dat hij – mogelijk uit Huygens’ gemaakt bescheiden begeleidende brief die niet is overgeleverd –  begrijpt dat het stukje amber in Huygens’ wereldmuseum niet zoveel betekenis heeft. Voor zijn eigen kleine kabinet is het wel van grote waarde. Colvius is trots op zijn museum en heeft er een gedichtje op gemaakt dat hij in zijn brief opneemt:

Omnia quæ tellus venis abscondidit imis,
Oceanusque tegit, capsula nostra tenet:
Quærere naturæ vires sit nostra voluptas,
Viribus é tantis maxima, nôsse Deum.

(Alles wat de aarde diep in haar binnenste aderen verborgen houdt, | En de oceaan bedekt, zit in onze verzameling: |Bijeen te brengen wat de natuur vermag, is ons grote genoegen, | Uit zoveel natuurkracht god te leren kennen, het grootste genoegen.)

De twee eerste regels zijn misschien wel overdreven, vindt Colvius in dezelfde brief. Maar de volgende twee versregels zijn zeker waar. ‘Dit alles moet ons oproepen om het goede van de Hemel na te streven. Als we al zoveel rijkdom vinden op dit kleine stukje aarde, hoe zal het dan zijn in de eeuwigheid, in de immense hemel?’, schrijft hij. Dominee Colvius lijkt evenwel ook het fanatisme van de echte verzamelaar te onderkennen en citeert voor Huygens een paar regels uit het voorwoord van boek vier van de Astronomica van de Latijnse dichter en astroloog Manilius (1e eeuw v. Chr.):

Paperiorque bonis quisque est, quia plura requirit
Nec qoud habet numerat, tantum quod non habet optat. (vrs. 6-7)

(In rijkdom wordt iedereen armer, want men wil steeds meer. | Niemand koestert zijn bezit, maar is steeds op zoek naar wat hij mist.)

 Het amber dat in de brief van 31 maart 1649 ter sprake komt, is barnsteen, zoals blijkt uit Colvius’ brief van 13 augustus 1649 (brief 4968). Colvius beschrijft daarin de stukken en zegt dat er een transparant laagje goud overheen zit. En ook dat hij een klein stukje heeft, waarin een mier is ingesloten. Hierop vindt Colvius epigram 15 uit boek 6 van de dichter Martialis (40-104 n. Chr.) van toepassing dat hij vervolgens citeert:[6]

Dum Phaëtontea formica vagatur in umbra,
Implicuit tenuem succina gutta feram:
Sic modo quae fuerat vita contenta manente,
Funeribus facta est nunc pretiosa suis.

(Een mier schuilde voor de zon in de schaduw van een boom. |Toen een amberdruppel het kleine diertje ving.| Zo gebeurde het dat een leven waar niemand naar omkeek | Na de dood het bekijken waard werd.)[7]

Barnsteen met ingesloten insecten. Anders L. Damgaard. Wiki Media Commons

Aan het einde van de brief verzekert Colvius Huygens dat hij hem niet zozeer dankbaar is voor zijn geschenken, als wel voor zijn kostbare kennis.

Ben-olie, balsem en iets uit eigen koker

Huygens’ antwoorden op bovenstaande nogal onderdanige brieven kennen we niet. De eerste brief van Huygens aan Colvius is van 30 juli 1653. Huygens betoont daarin zijn dankbaarheid voor een originele brief van Alva die Colvius hem heeft geschonken, en stuurt hem drie cadeaus: een monstertje Ben-[of Behen-]olie, dat – zo Colvius zal merken- welzeker echt is, ‘want’, zegt Huygens, ‘in de acht jaar dat ik het heb, heeft het niets van zijn geur of reuk verloren. En dat is zonder twijfel het beste bewijs.’ Het tweede dat Huygens Colvius geeft, zijn stukjes ‘beaume en Roche’ (en roche-balsem).[8] Huygens legt vervolgens uit dat Franse parfumeurs deze balsem veel gebruiken, bij voorkeur in ’cassolettes’ (vaasjes of bakjes voor het branden van reukwerk) en dergelijke. Huygens schrijft verder dat het, als je het in je mond stopt, zacht wordt en een lekkere geur aan je adem geeft. Op een gloeiend kooltje parfumeert het de kamer met een zwavelige geur die lang blijft hangen. Het derde geschenk dat Huygens geeft, is lang niet zo waardevol als de twee eerste, zegt hij. Het komt niet alleen uit de eigen winkel, maar ook uit eigen koker.

Colvius dankt op 9 augustus 1653 voor deze geschenken. Het meest waardeert hij het derde cadeau. Dat is een exemplaar van Huygens’ Vitaulium, het hofdicht dat Huygens wijdde aan zijn buitenplaats Hofwijck.[9]

Titelblad van Huygens’ Hofwijck, 1653. KB Den Haag

Dit werk heeft Colvius niet alleen vermaakt, maar in hem ook het verlangen opgeroepen om het buiten te bezoeken om te weten of het ‘historiquement’ of ‘poëtiquement’ beschreven is (brief 5303 van 9 augustus 1653). Colvius prijst Huygens als een van de voornaamste dichters van het land. Hij wil Hofwijck graag met Huygens bezoeken.

Conclusie

Deze – slechts fragmentarisch door Worp uitgegeven brieven – laten zien hoe twee zeer gelovige geleerden elkaar vinden in hun gemeenschappelijke interesse. Huygens toont zich genereus door aan Colvius uit zijn verzameling voor diens kleine kabinet enkele specimina te schenken. En Colvius is dankbaar en stelt zich zeer onderdanig op tegenover Huygens.

Ad Leerintveld, 26 maart 2023


[1] Zie zijn levenschets door Willem Frijhoff: Andreas Colvius – Regionaal Archief Dordrecht.

[2] Eric Jorink, Het Boeck der Natuere. Nederlandse geleerden en de wonderen van Gods Schepping 1575-1715 (Leiden, 2006), 225-229.

[3] Andreas Colvius is als verzamelaar opgenomen in Pieter Smit (e.a.), red., Hendrik Engel’s Alphabetical list of Dutch zoological cabinets and menageries (Amsterdam 1986), maar komt niet voor in Elinoor Bergvelt, Renée Kistemaker (hoofdred.), De Wereld binnen handbereik. Nederlandse kunst- en rariteitenverzamelingen, 1585-1735 . 2 delen (Zwolle, 1998). In de veilingcatalogi van zijn bibliotheek (1671) en die van zijn zoon Nicolaus (1718) zijn evenwel gegevens over Colvius’ Museum te vinden. Ik hoop daar elders op terug te komen.

[4] Hofwijck, r. 1677-1679 (ed. Van Strien, Amsterdam 2008). Jorink (a.w. n. 2), 22.

[5] Niet in de samenvatting bij Worp: ‘Je vous remercie aussi affectuesement de vostre don d’ambre, que sans doubte doibt estre veritable. Parce que vous possedez un monde, vous appellez fatras, ce qui est pretieux en mon petit cabinet, sur lequel j’ai composé neantmoins ces vers: Omnia quæ tellus venis abscondidit imis,|   Oceanusque tegit, capsula nostra tenet:| Quærere naturæ vires sit nostra voluptas, | Viribus é tantis maxima, nôsse Deum. Si les deux premiers sont superlatifs, les autres deux pour le moins sont tres-véritables. Cependant en amasant de omnibus aliquid je trouve le dire du grand Poëte Manile l. 4. en sa préface magnifique tres-vray: Paperiorque bonis quisque est, quia plura requirit | Nec qoud habet numerat, tantum quod non habet optat. Tout ceci nous doibt esveiller pour cercher des biens celestes, car si nous trouvons tant des richesses en ce petit point, que serace du ciel qui est immense, voire de l’eternité?’

[6] Niet in de samenvatting bij Worp: ‘A cause que ma femme a tardeé longtemps à la Haye; j’ai receu seulement aujourd’hui les pieçes d’ambre dont il a pleu à  v.s. de m’honorer. Elle a par dessus l’or qu’elle est transparente. I’en ay une petite pieçe dans laquelle est enternée une fourmis sur laquelle s’applique les vers de Martiales l. 6. ep. 15:  Dum Phaëthontea formica vagatur in umbra, |Implicuit tenuem succina gutta feram: | Sic modo quae fuerat vita contenta manente, |Funeribus facta est nunc pretiosa suis.’

[7] Ik dank dr. Frans Blom voor zijn vertaling van de Latijnse versregels.

[8] Hoogstwaarschijnlijk gaat het hier om hars van de Liquidamber styraciflua (Amerikaanse amberboom, sweetgum tree). Ik dank deze informatie aan dr. Ineke Huysman, Van haar is ter perse:  ‘La parfumerie : un passe-temps scientifique méconnu de Constantijn Huygens (1596-1687)‘ in: Le Parfumeur te publiceren bij Presses universitaires de Strasbourg (collection « Formes et Savoirs »). 

[9] Vitaulium. Hofwijck, Hofstede vanden Heere van Zuylichem onder Voorburgh. Den Haag, Adrian Vlac, 1653.

Terugblik congres Constantijn Huygens. Een leven in brieven

Op vrijdag 2 december 2022 vond in de Aula van de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag een congres plaats ter gelegenheid van de voltooiing van het project Huygens’ Briefwisseling Online (resources.huygens.knaw.nl/briefwisselingconstantijnhuygens), georganiseerd door Huygens Instituut, NL-Lab, KB | nationale bibliotheek van Nederland en Vrienden van de KB.

Thema’s waren: muziek, kunst, architectuur, politiek, wetenschap, parfum, nieuwe brieven en ontdekkingen. Met mooie verhalen over deze onderwerpen uit de briefwisseling van Constantijn Huygens, verteld door gerenommeerde sprekers, kwamen hij en zijn tijdgenoten met behulp van beeld, geluid én geur tot leven op het congres ‘Constantijn Huygens. Een leven in brieven’.

Van deze dag zijn een fotoreportage en video-opnames (een speciaal kanaal op Youtube) gemaakt: een compilatie en van iedere afzonderlijke lezing ook een volledige weergave (hieronder per lezing aan te klikken).

Programma

10.00-10.15 uur: Inleiding: Jeroen Vandommele en Lieke van Deinsen (dagvoorzitter)

10.15-11.15 uur: Huygens digitaal

  • Ineke Huysman en Ad Leerintveld, ‘Terug naar de bronnen’. Ineke Huysman presenteert het project Huygens’ Briefwisseling Online. Ze geeft een overzicht van de opzet, de inhoud en de mogelijkheden die het project biedt aan onderzoekers. Ad Leerintveld toont enkele voorbeelden van de winst van het project: meer informatie doordat de brieven volledig worden gepresenteerd en door de toevoeging van nieuw ontdekte brieven.
  • Dirk van Miert, ‘Constantijn Huygens’ briefwisseling in Nederlandse collecties: een digitaal netwerkperspectief’. Wat kunnen we eigenlijk zeggen over de omvang en de reikwijdte van Constantijn Huygens’ correspondentie in relatie tot andere briefschrijvers uit zijn netwerk? We gaan op zoek naar het antwoord via de big data die we hebben verzameld over de netwerken van zijn tijdgenoten uit de Nederlandse Republiek.
  • Miranda Lewis, ‘Over the North Sea: Constantijn Huygens’s English contacts in Early Modern Letters Online’. The catalogue of Constantijn Huygens’s correspondence in Early Modern Letters Online provides the foundation for a cluster of ‘starter catalogues’ that will expand the ‘circles’ of his correspondents. 

11.45-12.45 uur: Nieuw onderzoek rondom Huygens

  • Jean-Marc van Tol, ‘De rollen omgedraaid? De relatie tussen Constantijn Huygens en Johan de Witt’. Constantijn Huygens en Johan de Witt waren in veel opzichten elkaars tegenpolen. Onlangs doken twee brieven van Huygens aan de raadpensionaris op die inzicht geven in de manier waarop zij zich tot elkaar verhielden.
  • Geeske Bisschop, ‘Dat hi in d’crijch moet leeven en sterven’. Militaire patronage in de correspondentie van Constantijn Huygens’. Constantijn Huygens ontving als secretaris van de stadhouder honderden brieven met militaire verzoeken. Deze brieven geven inzicht in hoe de informele kant van militaire patronage werkte en welke strategieën militairen gebruikten om voorspraak te verkrijgen.
  • Willemijn van Noord, ‘Prinses Mary, Constantijn Huygens en het Chinese lakscherm’. Twee jaar voor zijn dood schreef Huygens een brief aan Prinses Mary II Stuart (1662-1694), waarin hij beweerde een belangrijke boodschap van het Chinese volk voor haar te hebben. Recent onderzoek werpt nieuw licht op Huygens’ listige poging om Mary’s Chinese lakscherm te onderzoeken en te behouden.​

13.45-14.45 uur: Huygens en wetenschap

  • Erik-Jan Bos, ‘Wetenschap in de schaduw van wapens: Huygens als beschermheer van René Descartes’. Uit de briefwisseling die Huygens voerde met Descartes, en over Descartes, blijkt een grote en voortdurende belangstelling van de eerste secretaris van de Stadhouder voor de Franse wijsgeer en wetenschapper. Deze lezing belicht op welke manieren Huygens Descartes stimuleerde en beschermde, en hoe de filosoof hem wederdiensten bewees.
  • Dirk van Delft, ‘Hoe Constantijn Huygens Antoni van Leeuwenhoek vooruit hielp’. Antoni van Leeuwenhoeks microscopische waarnemingen hadden de warme belangstelling van Constantijn Huygens. Deze liefhebber van natuuronderzoek deed een goed woordje voor de ‘ongeletterde persoon’ uit Delft bij de Royal Society.
  • Ineke Huysman, ‘Constantijn Huygens: amateur-parfumeur’. Dat de veelzijdige Constantijn Huygens zich ook bezighield met parfumerie is vrijwel onbekend. Toch heeft hij meer dan 150 recepten nagelaten, die hij uitwisselde met zijn correspondenten. Een van die recepten, getiteld ‘Rieckend water voor mijn moeder’, is gereconstrueerd en opnieuw te ruiken.

15.15-16.15 uur: Huygens en cultuur

  • Frans Blom, `Bouwen aan een beter Den Haag. Huygens’ architectuur in steen en op papier’. De voordracht belicht de rol van Constantijn Huygens in de ontwikkeling van de Haagse en Nederlandse architectuur. We kijken naar zijn bouwprojecten in en rond Den Haag, en naar het gesprek over de nieuwe architectuur in gedichten en brieven.
  • Timothy De Paepe, ‘Een vriend bij vreugde, een medicijn bij verdriet’. Huygens muzikale correspondentie met de familie Duarte’. Constantijn Huygens onderhield decennialang een hartelijke correspondentie met de Antwerpse juweliersfamilie Duarte. Muziek speelde daarin een centrale rol. De overgeleverde brieven vormen samen een uniek venster op het rijke (muziek)leven van beide families, hun vriendennetwerk en de rol die muziek daarin speelde.

Sprekers

Geeske Bisschop MA werkte als medewerker digitalisering mee aan het project Huygens’ Brieven Online. Daarnaast volgde ze de onderzoekmaster ‘Europe 1000-1800’ aan de Universiteit Leiden en de master Publieksgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Voor haar afstudeerscriptie in Leiden deed ze onderzoek naar militaire patronage in de correspondentie van Constantijn Huygens. Nu werkt ze bij het archief van de Koninklijke Verzamelingen.

Dr. Frans Blom is expert op het gebied van Nederlandse en Neolatijnse literatuur van de vroegmoderne tijd. Werkend aan de Universiteit van Amsterdam bestudeert hij Amsterdam als creatieve stad in zijn Europese context, met een focus op het Grand Theatre of de Schouwburg. Naast zijn proefschrift over Constantijn Huygens (2003) heeft hij ook veel van zijn werken en dagen gewijd aan deze sleutelfiguur in de Nederlandse cultuurgeschiedenis.

Dr. Erik-Jan Bos Erik-Jan Bos (Erasmus Universteit Rotterdam) is een specialist van het leven en werk van Descartes, en het Nederlands cartesianisme. Hij is hoofdredacteur van de nieuwe Oxford U.P. uitgave van de briefwisseling van Descartes. Tijdens zijn onderzoek vond hij verschillende onbekende brieven van Descartes, en recentelijk een onbekend manuscript van Descartes’ Traité de l’homme in Leiden.

Dr. Lieke van Deinsen is als docent en onderzoeker verbonden aan de KU Leuven en als gastonderzoeker aan het KNAW NL-Lab-team. Haar onderzoek richt zich op processen van canonvorming, vrouwelijk schrijverschap en de wisselwerking tussen materiële en tekstuele cultuur in de vroegmoderne tijd. Ze is ook verantwoordelijk voor de recente canonenquête waarin Huygens en zijn werk – tot haar verdriet – dramatisch duikelden.

Prof. dr. Dirk van Delft is oud-directeur van Rijksmuseum Boerhaave en emeritus bijzonder hoogleraar ‘Erfgoed van de natuurwetenschappen’ aan de Universiteit Leiden. Hij schreef biografieën van Heike Kamerlingh Onnes, Hendrik Lorentz (met Frits Berends), Henk van de Hulst en Antoni van Leeuwenhoek. Een biografie van Martinus Veltman (Nobelprijs Natuurkunde 1999) is in voorbereiding.

Dr. Timothy De Paepe is directeur van Museum Vleeshuis | Klank van de Stad in Antwerpen. Hij studeerde Letterkunde aan de Universiteit Antwerpen en Cultuurmanagement aan de Universiteit Antwerpen Management School (UAMS). In 2011 promoveerde hij op een proefschrift over theater en opera in Antwerpen in de zeventiende en achttiende eeuw.

Dr. Ineke Huysman is als senior-onderzoeker verbonden aan het Huygens Instituut waar zij valt onder de afdeling NL-Lab. Zij is o.a. projectleider van het Huygens Brievenproject en gespecialiseerd in vroegmoderne correspondenties. Samen met leden van De Jonge Akademie en Parijse parfumeurs heeft zij onlangs in het project ‘Geheugen van Geur’ een parfumrecept van Constantijn Huygens nagemaakt, getiteld ‘Rieckend water voor mijn moeder’.

Dr. Ad Leerintveld is na zijn pensionering als conservator bij de Koninklijke Bibliotheek part time gastonderzoeker geworden bij het Huygens Instituut voor het Huygens brievenproject. Hij is literatuurhistoricus en publiceert regelmatig over Constantijn Huygens.

Dr. Miranda Lewis is the Editor of Early Modern Letters Online [EMLO], the union catalogue of early modern correspondence created by the Cultures of Knowledge project at the University of Oxford.

Dr. Dirk van Miert is directeur van het Huygens Instituut en universitair hoofddocent vroegmoderne cultuurgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Hij leidt daar het Europese onderzoeksproject SKILLNET, dat gaat over de vroegmoderne wereld van geleerden, die we kennen als de ‘Republiek der Letteren’.

Willemijn van Noord MA is conservator China bij het Nationaal Museum van Wereldculturen (waar Museum Volkenkunde Leiden en Tropenmuseum Amsterdam deel van uitmaken) en Wereldmuseum Rotterdam. Daarnaast werkt ze aan de afronding van haar proefschrift Materialising China: material culture and perceptions of China in the late seventeenth-century Dutch Republic aan de Universiteit van Amsterdam.

Drs. Jean-Marc van Tol studeerde historische letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Behalve tekenaar van Fokke & Sukke is hij ook de auteur van een trilogie rond Johan de Witt, waarvan het eerste deel Musch in 2018 verscheen. Hij legt nu de laatste hand aan deel twee, Buat. Bij zijn uitgeverij Catullus verscheen onlangs de bloemlezing Constantijn Huygens. Een leven in brieven (2022).

Dr. Jeroen Vandommele studeerde geschiedenis in Brussel en promoveerde in Groningen op rederijkerscultuur in de zestiende eeuw. Na enkele jaren te hebben gewerkt als docent aan de Universiteit Utrecht bij de studie Nederlandse Taal en Cultuur, werkt hij sinds 2017 als conservator van de namiddeleeuwse en moderne handschriften bij de KB.

Tijdens het congres waren te koop:

Een bloemlezing met 38 hertaalde brieven van en aan Constantijn Huygens uitgegeven ter gelegenheid van de voltooiing van het project met dezelfde titel: Constantijn Huygens. Een leven in brieven. Enkele auteurs van deze bundel gaven op 2 december een lezing.

Een geurkaars ontwikkeld ter gelegenheid van het project Geheugen van Geur, gebaseerd op Huygens’ parfum ’rieckend water van mijn moeder’, naar zijn eigen recept.

Constantijn Huygens, Béatrix de Cusance, Johannes Uyttenbogaert en Amalia von Solms.

Workshop Memory of Scent, 5 October 2022

Atelier Néerlandais, 121 rue de Lille, Paris, France.

17th century Dutchman Constantijn Huygens was a true homo universalis. Recently, it was discovered that amongst his many talents he was also an amateur perfumer, and as such collected more than 150 perfume-related recipes.

The project ‘Memory of Scent’ (see also: https://story.durare.eu/making-scents-of-the-past and https://brievenconstantijnhuygens.net/2022/04/10/rieckend-water-van-mijn-moeder [in Dutch] ) followed one of these recipes as closely as possible in order that we might experience some sense of how Huygens sought to manipulate his olfactory environment. The experiment was successful, and it was suggested that we find a perfumer who might be interested in recreating this scent. A partnership followed, with Daan Sins from the appropriately named Huygens Organic Beauty Apothecary in Paris, and Marypierre Julien, senior perfumer at Givaudan, collaborating to recreate the scent. The result is now available to the public in the form of a scented candle—Ode de parfum: to my Mother.

While the accuracy of any modern recreation of an old recipe is subject to whatever changes have occurred in the raw materials in the years that separate them, the process nevertheless allows us greater insight into Huygens’ activities as a perfumer—these are shared with the public in a display including video footage of the original experiments, the ingredients that were used, and the experience of the scent itself.

Alongside the simple reconstruction of sensory experience, the project also seeks to examine how connections between scent, emotion and memory are processed in the human brain.

Taking the discovery of the perfume recipes of Constantijn Huygens as a starting point, De Jonge Akademie, Huygens Institute and Atelier Néerlandais are organising a workshop in Paris to facilitate the exchange of knowledge and experience between experts in connected fields such as historians, literary scholars, art historians, neuroscientists, curators and perfumers. The workshop will take the form of a number of short presentations designed to provoke discussion and invite questions. Topics to be discussed include durability, interdisciplinarity, valorisation (i.e., transmission of knowledge to a wider audience), museal settings, documentation,  cooperation, and interpretation.

Should you wish to attend this workshop, which will be conducted in the English language, please let us know by replying to this email or by contacting Ineke Huysman at ineke.huysman@huygens.knaw.nl.

Program:

13:00-13:30 uur Arrival with coffee and tea

13.30-13:35 uur Welcome by Lilian Widdershoven, director Atelier Néerlandais

13:35-15:00 uur (Olfactory) presentations and discussion

15:00-15:30 uur Break

15:30-17:00 uur (Olfactory) presentations and discussion

17:00-18:15 uur Drinks

Speakers/discussants: Nadine Akkerman: professor in Early Modern Literature and Culture at Leiden University; Maxime Boersma: educational researcher, Hortus Botanicus Leiden; Marjolijn Bol: associate professor of Technical Art History at University of Utrecht; Eugenie Briot: program manager Perfumery School at Givaudan; India Cole: historian at Queen Mary University of London/Oxford Botanic Garden; Sofia Ehrich: sensory art historian en olfactory event manager at Odeuropa/KNAW; Hanneke Hulst: professor in Neuropsychology in Health and Disease at Leiden University; Ineke Huysman: cultural historian at Huygens Institute/NL-Lab/KNAW; Marypierre Julien, senior fine fragrance perfumer specialized in Naturals at Givaudan; Isabel Lauterjung: archivist at the Royal Society of London; Inger Leemans: professor of Cultural History at Vrije Universiteit Amsterdam and PI of Odeuropa and of NL-Lab/KNAW; Ariane van Suchtelen, curator at Mauritshuis The Hague; Daan Sins, founder and co-owner of Huygens Paris; William Tullett: associate professor in Sensory Studies at Anglia Ruskin University, Cambridge/Odeuropa; Lea van der Vinde: director of Huygens Museum Hofwijck; Érika Wicky: researcher at Bibliotheca Hertziana Max Planck Institute for Art History/Osmothèque Versailles.

Huygens en Van Leeuwenhoek

I could not forbear by this occasion to give you this character of the man, that he is a person unlearned both in sciences and languages and specially, a most αγεωμέτρητός philosopher, but of his own nature exceedingly curious and industrious.

(Ik kan deze gelegenheid niet voorbij laten gaan om u de volgende karakterisering te geven van de man. Hij heeft niet gestudeerd noch in de wetenschappen, noch in talen, en is in het bijzonder een filosoof die niets van meetkunde weet. Maar hij is van nature buitengewoon nieuwsgierig en ijverig)

Dit schreef Constantijn Huygens op 8 augustus 1673 over Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723) aan Robert Hooke (1635-1703), toen ‘curator of experiments’ van de Royal Society in Londen. Huygens zond hem bij deze gelegenheid Van Leeuwenhoeks observaties van de angel van de bij. Hij is bovendien heel enthousiast over de ‘tubuli’ (buisjes, kanaaltjes) die Van Leeuwenhoek met zijn microscope had ontdekt in allerlei soorten hout.

Nadrukkelijk noemt Huygens Van Leeuwenhoek in deze brief ongeletterd en zelfs ‘a most ‘αγεωμέτρητός philosopher’, een zeer a-geometrische filosoof. Dit stukje citaat met het Griekse woord erin, heeft J.A. Worp, de editeur van de vroeg twintigste-eeuwse editie van de Huygens correspondentie, niet opgenomen. Wat jammer is, want juist deze paar woorden preciseren Huygens’ karakterisering van Van Leeuwenhoek én Huygens zelf. Huygens haalt met het woord ‘αγεωμέτρητός’ de spreuk aan die boven de ingang van de Academie van Plato stond gebeiteld: ‘Αγεωμέτρητός μηδείς είσίτω’, (‘laat niemand zonder meetkundige kennis hier binnentreden’). Volgens Plato begint alle wetenschap met de wiskunde, waaronder begrepen is de rekenkunde, de meetkunde, de sterrenkunde en de harmonieënleer. Huygens vindt dat Van Leeuwenhoek dus geen toegang heeft tot de wetenschap. Hij is geen filosoof, maar een nieuwsgierige, handige ambachtsman. We moeten Huygens’ aanduiding ‘αγεωμέτρητός’ dan ook niet letterlijk opvatten, alsof hij meent dat Van Leeuwenhoek, die nota bene opgeleid was tot landmeter, geen wiskunde zou kennen. Met zijn geleerde citaat in het Grieks beklemtoont Huygens de kloof tussen de geleerde wetenschap van hemzelf en Hooke en de aangeboren nieuwsgierigheid en de ijver van de ambachtsman Van Leeuwenhoek.

Antoni van Leeuwenhoek. Messing enkelvoudige microscoop. Leiden, Museum Boerhaave.

Verderop in zijn brief aan Hooke benadrukt Huygens de vaardigheden van Van Leeuwenhoek. Hij wijst erop hoe hij de ’tibuli’ in het hout heeft ontdekt: Van Leeuwenhoek maakt dunne sneetjes in de rand van een houten kistje, haalt daar een dun schijfje (‘of’, zegt Huygens ‘een film, zoals jullie dat, denk ik, noemen’) vanaf, en plaatst dat op de naald van zijn kleine ‘microscope’. Dit microscoopje noemt hij ‘a machinula of his owne contriving and workmanship in bras’(‘een werktuigje van eigen vinding en vaardigheid in messing’). Door zijn microscoop kan Van Leeuwenhoek deze kanaaltjes zo goed zien dat hij, zo schrijft Huygens naar Londen, heel goed duidelijk kan maken hoe via deze klepjes het sap bovenin de boom kan komen. Hij heeft ‘this fine fagot of crystal pipes’ (‘deze bundel van kristalheldere buisjes’) zo door Van Leeuwenhoeks ‘microscope’ beter kunnen zien dan objecten die liggen onder een staande microscoop.

Met deze brief was Huygens de tweede geleerde Nederlander die Van Leeuwenhoek introduceerde bij de Royal Society in Londen. De Delftse arts Reinier de Graaf (1641-1673) was hem in april 1673 voorgegaan met een brief aan Henry Oldenburg, secretaris van het genootschap. De Graaf overleed echter in augustus 1673, waarna Van Leeuwenhoek Huygens verzocht een goed woordje te doen in Londen. Huygens’ bemiddeling heeft Van Leeuwenhoeks carrière voortgeholpen. Hij werd de auteur met de meeste bijdragen in de Philosophical Transactions, het wetenschappelijke tijdschrift van de Royal Society. Van Leeuwenhoek was buitengewoon ingenomen met deze wetenschappelijke erkenning, die zelfs in 1680 leidde tot de eervolle benoeming tot fellow van het genootschap. Deze heuglijke gebeurtenis was voor Van Leeuwenhoek aanleiding om zich door zijn Delftse plaatsgenoot Jan Verkolje op doek te laten vereeuwigen.

Jan Verkolje, Portret van Anthoni van Leeuwenhoek. Delft 1680. Olieverf op doek. Amsterdam, Rijksmuseum

Hierop is Van Leeuwenhoek wel degelijk een wetenschapper, een geometricus! Hij heeft een meetkundig instrument, een passer, in de hand. Voor hem op tafel ligt de door koning Karel II ondertekende akte van benoeming tot fellow. Dezelfde Verkolje maakte in 1686 reproductieprenten van dit portret die Van Leeuwenhoek gebruikte voor zijn public relations.

Jan Verkolje, Portret van Antoni van Leeuwenhoek. Lid van de Koninklijke Sociëteit in Londen. Mezzotint 1686. Rijksmuseum Amsterdam.

Had Van Leeuwenhoek op het schilderij een passer in de hand, op de prenten is die vervangen door een echt Van Leeuwenhoek microscoopje. Het instrument waardoor hij beroemd was geworden.

Huygens schreef op 29 januari 1686 een gedicht ‘Op de print van Ant. Leeuwenhoeck’ dat onder de prent door Jan Verkolje werd gegraveerd:

Daer leeft een aerdigh Man, een vaerdigh Man en gauw,

Die wisse wondren teelt, en heeft Natur’ in’t nauw,

Doorkruijpt all haer geheim, en opent all haer Sloten:

Sijn’ Glase Sleuteltiens en isser geen ontschoten,

Noch kan ontschieten. Dit ’s die dappre Man niet: maer

Siet scherp toe, die hem soekt; ’t gelijckt hem of hij ’t waer.

                                                                                              CONSTANTER

Treffend noemt Huygens de microscoopjes van Van Leeuwenhoek ‘glazen sleuteltjes’, waarmee hij alle geheimen van de natuur heeft ontsloten. Geen geheim kon of kan aan hem ontsnappen.

Over de relatie Huygens – Van Leeuwenhoek is meer te lezen in de mooie, pas verschenen biografie door Dirk van Delft, Onzichtbaar leven. Antoni van Leeuwenhoek en de wondere wereld van de microbiologie. (Amsterdam, Prometheus 2022). Ik heb hier voor dit blog dankbaar gebruik van gemaakt. Van de correspondentie tussen Van Leeuwenhoek en Constantijn Huygens zijn zeven brieven van Van Leeuwenhoek bewaard gebleven. Drie ervan waren nog onbekend aan de editeur J.A. Worp. Ze zijn nu alle zeven opgenomen in de database van het project Huygens’ Briefwisseling Online. De bloemlezing Constantijn Huygens. Een leven in brieven (Soest, Uitgeverij Catullus 2022) bevat meer informatie over Huygens’ correspondentie en ook over zijn wetenschappelijke belangstelling.

Ad Leerintveld, 21 juli 2022