Winterpraktijken. Kou, eten en feestjes in de Huygens’ familiebrieven

Strenge winters zijn in de brieven van de kinderen van Constantijn Huygens senior vaak het decor voor verhalen over feestjes, diners, bals en nachten die heel laat eindigen. Ze zijn geschreven in een periode waarin West-Europa zich midden in een fase van de Kleine IJstijd bevond en de ongemakken van kou, ijs en sneeuw vaak het dagelijkse leven bepaalden.

Reizen in de winter kon letterlijk fataal zijn. In de winter van 1663 schrijft Christiaan Huygens aan zijn broer Lodewijk dat een koerier tussen Amsterdam en Den Haag onderweg is doodgevroren. Het paard kwam alleen aan en werd verstijfd teruggevonden bij het Malieveld. Maar de winter is ook een tijd van gezellig samenzijn. In 1648 studeert Christiaan aan de Illustere School van Breda en schrijft hij zijn broer Constantijn:

[vrij vertaald] Ik twijfel er geen moment aan dat jij afgelopen vastenavond niet hebt doorgebracht zonder te dansen, want de bals van deze winter zijn overal in de mode. Wat mijzelf betreft is het hier allemaal heel netjes en fatsoenlijk toegegaan, al ben ik onder andere bij de drost buitengewoon vorstelijk onthaald. Er was een hele stoet juffers uitgenodigd. Vanaf vijf uur ’s middags hebben we een beetje zitten kaarten en daarna ’s avonds een kostelijke maaltijd genuttigd. Aan het slot daarvan verschenen er tal van confituren op tafel, niet minder aangenaam om te zien dan om op te eten. Ze waren door de juffers zelf heel mooi opgemaakt met kransen van groen en met de bloemen beschikbaar waren.

Maar nu ik toch bezig ben met zulke bijzonderheden, moet ik wel voorkomen dat ik opnieuw het verwijt krijg dat ik de juffers niet noem. We zaten met vijftien personen aan een ronde tafel, en wel als volgt: de president; de oudste van de twee juffers Rossem; juffrouw Ceters; Bornius; juffrouw Van der Veeck; een zoontje van de drost; juffrouw Stas; juffrouw Boxstaert; Stas; de tweede dochter van de drost; kapitein Despon; Becker; de oudste dochter van de drost; ikzelf; en de andere juffrouw Rossem. De drost zelf was in Den Bosch.

Na afloop van het eten werd er gedanst, heel wat ‘zesjes’ en couranten, begeleid door drie violen, en dat ging door tot drie uur ’s nachts. Zeg nu nog eens dat ik geen bijzonderheden schrijf! En als ik met Pasen misschien naar Den Haag kom, zul je zien dat ik heb leren schermen. Adieu.

In december 1680 bericht Susanna haar broer Christiaan in Parijs over kou en een Haags feestje:

[vrij vertaald] Vader heeft veel minder last van dat gesuis in zijn hoofd. Hij past wat beter op met de kou, vooral ’s avonds, zoals de artsen en zijn vrienden hem hebben aangeraden. Maar als hij naar míj zou luisteren, liet hij zijn muts dikker voeren. Dat wil hij voorlopig echter niet doen. […] Afgelopen vrijdag werden we in goed gezelschap onthaald bij onze broer Constantijn. Hij had al lang geleden een weddenschap verloren aan mevrouw Boreel, die hij nu moest inlossen met oesters, wat hij royaal deed. Behalve deze dame en haar goede man waren er ook meneer en mevrouw Cau van Hulst, neef Eeck met zijn dierbare wederhelft, neef De Wilhem met zijn oudste zuster, de filosoof Heemskerck, mijn man en ikzelf. […] Het hele gezelschap was in opperbeste stemming en het feest duurde tot twee uur ’s nachts. Nadat we grote hoeveelheden oesters hadden gegeten, stond in een andere kamer nóg een voortreffelijk en rijk uitgestald buffet. U weet dat mijn schoonzus [Constantijns vrouw Susanna Rijckaert] ‘geen struijf om een Eij sal bederven’. Adieu, mijn lieve broer.

Oesters, fruit en wijn, Osias Beert de oude, ca. 1620-1624, National Gallery of Art, Washington.

Ook in 1695 was er overal een strenge winter. Constantijn junior, inmiddels secretaris van Koning Willem III, schrijft vanuit Kensington Palace in Londen aan Christiaan:

[vrij vertaald] Men dacht hier dat we van de winter af waren, maar vandaag is er opnieuw zo’n dikke laag sneeuw gevallen als we deze hele winter nog niet hebben gehad. Patrijzen zijn spotgoedkoop, vijf of zes sols per stuk, zoveel je maar wilt, omdat hun sporen hen in de sneeuw verraden. Is er bij die laatste dooi [in Nederland] nergens een dijk doorgebroken? Adieu

Slee op het ijs. Gesina ter Borch, ca. 1656-1687, Rijksmuseum.

Wat deze winterbrieven zo aantrekkelijk maakt, is hoe menselijk ze zijn. Kou en gevaar, eten en muziek, zorgen en plezier. De kinderen van Constantijn woonden vaak ver bij elkaar vandaan maar ze bleven contact houden. En dankzij de brieven van Christiaan Huygens kunnen we niet alleen kennis nemen van zijn wetenschappelijke verdiensten maar ook van het dagelijkse leven in een gezin als dat van familie Huygens.