Constantijn Huygens, codekraker

Een van de vele kwaliteiten waarover Constantijn Huygens beschikte, was het maken van sleutels voor brieven in geheimschrift. Daarnaast was hij was zeer bedreven in het ontcijferen van (onderschepte) gecodeerde brieven.[1]  Voor de huidige onderzoeker is het erg fijn dat Huygens de oplossing boven de cijfers noteerde. De hierboven afgebeelde brief van Johan van Reede en onderstaande brief van Willem Boreel van 26 augustus 1644 zijn daar een voorbeeld van.

Willem Boreel aan Constantijn Huygens, 26 augustus 1644, Koninklijke Verzamelingen, Archief Constantijn Huygens, G1-8.1

Ook onderstaand briefje dat niet in de oude editie van J.A. Worp voorkomt, aangetroffen in de Koninklijke Bibliotheek, is illustratief. Huygens noteerde erop dat hij het op 9 augustus 1644  te Assenede had ontvangen. Deze keer schreef hij de oplossing niet boven de regels maar aan de onderkant van het papier. De afzender en de plaats van verzending ontbreken, maar dat spreekt eigenlijk vanzelf, het is immers een geheime boodschap.

N.N. aan Constantijn Huygens, Koninklijke Bibliotheek, 79 C 11, nr. 3

Transcriptie:

Le prince d’Orange se donne le soin, en cas que la France désire quelque chose de nouveau ou de luy ou de messieurs les Estats, de tenir un peu la main, afin que pour facilitation de toutes choses proposées en l’affaires du Sr Goff, l’Anglois par le moyen du prince d’Orange puisse avoir celuy de faire avoir à la France ce qu’elle aura à désirer du prince d’Orange et des Estats pour par le mesme se donner les espérances de celles qu’elle aura à désirer de la France.

Wat speelde er? Stephen Goffe, die in de brief wordt genoemd, was kapelaan en agent van de Engelse koning Karel I, die op dat moment in een burgeroorlog was verwikkeld met de troepen van het Parlement. In juli 1644 had zijn echtgenote Henriette Maria halsoverkop met haar zoons naar Frankrijk moeten vluchten. Tussen de bedrijven door onderhandelde de Engelse koning met Frederik Hendrik over een mogelijk huwelijk tussen zijn oudste zoon Karel, de prins van Wales, en stadhoudersdochter Louise Henriette. De koning wilde gelijktijdig een politiek verbond met de Republiek sluiten, bij voorkeur ook met Frankrijk. Daarbij was het de bedoeling dat de Republiek schepen ter beschikking zou stellen om Franse troepen naar Engeland te vervoeren.[2] Goffe was daarvoor als bemiddelaar aangewezen.

Dit ontcijferde briefje wekt de indruk dat Frederik Hendrik bereid was zich in te willen inspannen om alle partijen op één lijn te krijgen. Van dat verbond kwam overigens niets terecht en ook de onderhandelingen over een tweede huwelijk tussen Oranje en Stuart werden in april 1646 definitief afgebroken. Resteert de vraag van wie het briefje zou kunnen zijn. Huygens ontving het in het legerkamp bij Assenede, in Oost-Vlaanderen, waar hij met Frederik Hendrik en zijn troepen verbleef. Mogelijk is het informatie die Huygens werd toegespeeld door iemand met goede connecties zowel bij de Staten-Generaal als aan het Haagse hof.

Dan nog de ontcijfering. Huygens moet over de sleutel hebben beschikt. Het lijkt erop dat deze gebaseerd was op een lijst van letters corresponderend met nummers die wisselden als de sleutel veranderde. Voor belangrijke personen en namen waren dan speciale nummers gereserveerd. Dankzij Huygens’ ontcijfering weten we in ieder geval dat nummer 509 de geheime code voor de prins van Oranje was.

Ineke Huysman, 12 februari 2022

In de bundel Constantijn Huygens. Een leven in brieven wordt veel aandacht besteed aan de functie van Constantijn Huygens in dienst van de Oranjes.


[1] Zie S. Groenveld, ‘”Chijffre pour la communication avec Mr. Jermijn, de l’année 1647″. Geheimschriftsleutels als bron voor netwerkreconstructies rond prins Willem II’ in: Jaarboek Oranje-Nassau 2009-2010 (Rotterdam, Gronsveld 2010), 54-78; S. Groenveld, ‘Frederik Hendrik en Antwerpen in 1646’ in: Een vorstelijk archivaris. Opstellen voor Bernard Woelderink (Zwolle 2003), 134-139.

[2] P. Geyl, Oranje en Stuart (Arnhem 1963), 35-36.

Smokkelbriefjes

Een minuscuul briefje van Constantijn Huygens aan Amalia van Solms van 11 juli 1635, afkomstig uit de Huygens-brievendatabase, speelt de hoofdrol in een online video van het Letterlocking project dat zich bezighoudt met de reconstructie van het vouwen en verzegelen van vroegmoderne brieven.

Authors: Jana Dambrogio, Nadine Akkerman, and the Unlocking History Research Group. “Tiny Spy Letter: Constantijn Huygens to Amalia von Solms, Neer (1635),” Letterlocking Instructional Videos. Unlocking History number 0023/Letterlocking Unique Video number: 0023. Duration: 4:43.Video URL: https://www.youtube.com/watch?v=PePWd-h679c. Date accessed: June 7, 2020.

Het leger van stadhouder Frederik Hendrik was ieder jaar van april tot en met oktober op veldtocht. Constantijn, in zijn functie van secretaris van de stadhouder, reisde mee en hield Amalia dagelijks op de hoogte van de militaire vorderingen en ook van de gezondheid van haar echtgenoot. Soms was het nodig een briefje zo klein te maken dat het door de vijandelijke linies naar Den Haag kon worden gesmokkeld. Het briefje in de video, waarvan het origineel wordt bewaard bij Koninklijke Verzamelingen, is een van de kleinste bewaarde briefjes ter wereld.

Constantijn Huygens aan Amalia van Solms, 11 juli 1635, Koninklijke Verzamelingen, Archief Amalia van Solms, A14a-XIII-18c-1

Over de noodzaak van het verzenden van de kleine briefjes schrijft Constantijn in zijn Mémoires pour mes enfants, pp. 131-132 ed. Th. Jorissen (Den Haag, 1873):

Une autre peine que j’avois à cette correspondence réglée dont j’entretenois Madame la Princesse, ce fut la difficulté que souvent je rencontrois aux adresses de mes lettres, quand les dangers des passages se mettoyent entre la Hollande et nous: pour à quoy remédier, force que me fut d’inventer tous les jours nouveaux expédiens, et entre autres m’exercer la veue sure une sorte de petite escriture, qui en fort peu d’espaces contenoit quantité d’histoire, et bien souvent pliée n’excédoit pasa le bout d’une plume, ou le grosseur d’un poix, pour ainsi estre cachée en quelqu’endroit [sic], par des femmes ou petits garçons, qu’il y falloit disposer.

Constantijn vervolgt zijn relaas met de mededeling dat Amalia de gekunstelde kleine briefjes als uitsloverij opvatte en hem had verzocht daar onmiddellijk mee op te houden en haar normale brieven te schrijven. Dat vatte hij op als stank voor dank, het was immers geen ijdelheid maar noodzakelijkheid: Amalia had er op gestaan dat Constantijn haar zoveel mogelijk over alles op de hoogte zou houden, ook als verzending lastig was. Daarom had hij zijn best gedaan ze zo klein mogelijk te schrijven en ze zo op te vouwen dat ze niet groter waren dan een erwt. De datums en de plaatsen van verzending op de briefjes tonen aan dat ze verstuurd zijn op momenten dat het leger in lastige omstandigheden verkeerde, zo liet hij zijn zoons weten. Toen Constantijn zijn Mémoires schreef, was zijn hele correspondentie met Amalia via een van haar hofdames weer in zijn bezit gekomen, zodat zijn kinderen die met eigen ogen konden zien. Wrang detail: via een 19e-eeuwse veiling zijn alle brieven van Constantijn Huygens aan Amalia van Solms weer naar haar eigen archief teruggekeerd.

En nu zijn deze kleine smokkelbriefjes dus ook in gedigitaliseerde vorm raadpleegbaar. In totaal zijn er 27 bewaard en onlangs zijn er in het Landeshauptarchiv Dessau ook nog twee opgedoken naast 48 ‘normale’ brieven van Huygens aan Amalia.

Ineke Huysman, 7 juni 2020

Een briefje van prins Willem

Monsieur, Je vous remercie de la peine que vous avez prise de m’envoyer la lettre du conte Hrenri de Frise. Je vous mande aussi que j’apprens la musique pource que vous en estes grand amateur. Finissant ces peu de lignes, je vous prie de vouloir livrer celles qui sont icy encloses, demeurant, Monsieur, vostre très affectioné, à vous faire service,

Guillaume de Nassau d’Orange

Octob. 1638

Willem II van Oranje-Nassau, door Gerard van Honthorst, ca. 1638, Royal Collection

Dat schrijft de twaalfjarige prins Willem II (1626-1650) van Oranje-Nassau aan Constantijn Huygens, die zich op dat moment met Willems vader, stadhouder Frederik Hendrik (1584-1647), en zijn troepen in de buurt van Grave bevindt. Huygens heeft Willem enkele dagen daarvoor een brief geschreven waarin hij zich heeft beklaagd dat diens zusje, vermoedelijk Louise Henriette (1627-1667), ondanks haar beloftes nooit de moeite neemt iets van zich te laten horen en hij hoopt dat Willem dat wel zal doen. Met zijn brief stuurt Huygens een brief van Hendrik Casimir van Nassau-Dietz (1612-1640) mee voor de jonge prins. Willem doet vervolgens zijn best om te antwoorden en vertelt Huygens dat hij muziek studeert, omdat hij weet dat Huygens een fervent beoefenaar is. Hij stuurt hem enkele brieven mee, wellicht voor zijn vader en misschien ook wel voor zijn neef Hendrik Casimir.

De opleiding van Willem II behoort niet tot het takenpakket van Huygens, maar hij is in de positie dat hij het zich kan permitteren de prins tot schrijven aan te moedigen. Frederik Hendrik heeft in 1632 André Rivet (1572-1651), hoogleraar in de godgeleerdheid, als gouverneur voor zijn zoon aangesteld. Johannes Heilersieg geeft de prins les in taal en wetenschap en David de Marlot (1600-1680), heer van Bavois, is verantwoordelijk voor zijn militaire opvoeding en onderricht in paardrijden.

Constantijn Huygens en zijn kinderen, Adriaan Hanneman, 1639, Mauritshuis

Huygens is in deze periode erg druk met de organisatie van de opvoeding en opleiding van zijn eigen kinderen. Zijn echtgenote Susanna van Baerle, zijn ‘Sterre’, is het jaar ervoor op 10 mei 1637 overleden, Constantijn achterlatend met vijf jonge kinderen. De oudste, Constantijn junior (1628-1697), is dan pas tien jaar. ‘Ende ick met Sijne Hoocheyt te velde moetende op de tocht naer Vlaenderen ende Breda, liet een instructie bij geschrift na’, vertelt Huygens in de beschrijving van de jeugd van zijn kinderen [Ed de Heer en Arthur Eyffinger, ‘De jongelingsjaren van de de kinderen van Christiaan en Constantijn Huygens’ in Huygens Herdacht (1987), 107]. Zo regelt hij dat zijn nicht Catharina Suerius (ca. 1597-1680) de leiding krijgt over het huishouden en de kinderen muzieklessen geeft. De Leidse theologiestudent Abraham Mirkinius komt in huis als leermeester, onder toezicht van Johan Dedel (1589-1665), Huygens’ voormalige huisleraar. De broertjes maken tot hun vaders tevredenheid snel grote vorderingen ‘daer sij soo wel bij deden dat sij mij dagelix met Latijnsche brieven onderhoudende in korten tijde seer fraey ende elegant daerin werden, selfs tot Lodewijck toe’ [De Heer en Eyffinger, 125]. Aldus Huygens over het schriftelijk contact met zijn zoons tijdens de veldtocht in de nazomer van 1638. Wellicht inspireert dit hem prins Willem aan te sporen ook eens iets op papier te zetten.

Brief van Willem II aan Constantijn Huygens, oktober 1638, Koninklijke Verzamelingen, Archief Constantijn Huygens G1-22

Willems brief aan Huygens is een nieuwe vondst, hij is nooit eerder gepubliceerd en hij wordt bewaard bij Koninklijke Verzamelingen, Archief Constantijn Huygens, G1-22. Die van Huygens aan de prins van Oranje-Nassau is wel bekend. De editeur, J.A. Worp, vond het echter niet nodig om in zijn uitgave de volledige brief op te nemen. Bijvoorbeeld het feit dat Huygens wordt genegeerd door Louise Henriette van Oranje-Nassau is weggelaten. Het zijn misschien niet de allerbelangrijkste nieuwe wapenfeiten uit de Nederlandse geschiedenis van de zeventiende eeuw, maar de inhoud van deze autografen leert ons wel meer over de gehoorzaamheid van de jonge prins aan Huygens en de respectabele positie die hij bij de familie van Oranje-Nassau bekleedde.

Ineke Huysman, 1 juni 2020

Een bijzondere brief: Constantijn Huygens als secondant van André Rivet

Een opmerkelijke vondst

Bij de verwerking van de gedigitaliseerde brieven van Constantijn Huygens troffen we een heel opmerkelijke brief aan, die veel vragen oproept. Het is een brief van Huygens vanuit het legerkamp voor Hulst van 2 november 1645 (no. n0293) en gericht aan André Rivet (ca. 1572-1651).[1] De brief komt niet voor in de oude editie van J.A. Worp. Wat meteen opvalt, is dat hij niet in Huygens’ eigen handschrift is. Ook bevat de brief twee Latijnse gedichtjes die Rivet in zijn laatste strijdschrift tegen Hugo Grotius (1583-1645) zou opnemen. In hoeverre bevat deze brief nieuwe informatie over die strijd tussen Rivet en Grotius, wat was de rol van Huygens hierin en wat is de reden dat de brief in een ander handschrift geschreven is?

Huygens en Rivet

André Rivet, Jacob van Meurs, 1650, Rijksmuseum

Huygens correspondeerde veel met André Rivet,[2] die in zijn lange leven diverse functies bekleedde. Zo was hij professor in de theologie te Leiden, gouverneur van de jonge prins Willem II en curator van de Illustere School te Breda, een functie die hij samen met Huygens en Johan Polyander genaamd van den Kerckhove(n) (1594-1660), heer van Heenvliet, bekleedde. Huygens’ zonen Christiaan (1629-1695), Lodewijk (1631-1699) en Philips (1633-1657) zouden er onderwijs volgen en Rivet en Huygens zouden ook daarover geregeld corresponderen. Huygens begint zijn brief aan Rivet met de mededeling dat hij al twee maanden last heeft van een pijnlijke ontsteking aan beide ogen en dat hij daardoor zijn correspondentie, die doorgaans honderd brieven per maand bedraagt, heeft moeten beperken. Gelukkig gaat het nu weer beter en de kort daarvoor ontvangen brief van Rivet van 25 oktober 1645 (no. 4171) heeft hem aangemoedigd de pen weer op te pakken, wat ook noodzakelijk is voor zijn functie. Omdat er nu een database is met gegevens van de correspondentie van Huygens, kunnen we zien dat Huygens toch nog wel wat had geschreven in de afgelopen twee maanden: 39 brieven in totaal, vooral aan Amalia von Solms (1602-1675), de echtgenote van stadhouder Frederik Hendrik (1584-1647) .

Huygens ging jaarlijks mee op veldtocht met de stadhouder en een van zijn taken was Amalia op afstand te informeren over de vorderingen van het leger, maar ook over de gezondheid van haar echtgenoot. In 1645 was Frederik Hendriks gezondheid maar matig, hij leed aan jicht en werd daarvoor met een speciaal drankje behandeld door Andreas Cnoffelius (?-1658), lijfarts van de Poolse koning, die daarvoor duizend rijksdaalders betaald kreeg.[3] Cnoffelius was een expert op het gebied van jicht en heeft daarover ook gepubliceerd.[4] De arts was op doortocht naar Parijs, waar de huwelijkssluiting met de handschoen tussen Marie-Louise de Gonzague (1611-1667) en de Poolse koning Wladislaw IV (1595-1648) zou plaatsvinden. Rivet had Huygens in zijn brief van 25 oktober laten weten dat Gerard, graaf van Denhof (1589-1648), ook op doortocht naar de Parijse trouwerij, helaas geen bezoek aan de stadhouder kon brengen, maar hem wel zijn hoffelijke groeten overbracht. Huygens antwoordt hem dat de stadhouder de groeten van de graaf in ontvangst heeft genomen, zonder aan de Poolse dokter Cnoffelius veel aandacht te besteden. Ook meldt hij dat de Prins gestopt is met het innemen van zijn medicatie, maar dat er geen verschil te merken valt. Hij hoopt er maar het beste van, want het zijn spannende tijden.

Het beleg van Hulst

Hendrick de Meijer, Verovering van Hulst, 1645, Rijksmuseum

In dat verband bericht Huygens Rivet over de stand van zaken rond het beleg van Hulst dat Frederik Hendrik op 8 oktober 1645 was begonnen. De Prins sloeg het beleg voor Hulst omdat hij hoopte uiteindelijk toch Antwerpen te kunnen innemen, wat hem nooit gelukt is. Hulst werd met 305 compagnieën aangevallen. Vanuit het zuiden onder leiding van de Prins en vanuit het noordwesten door veldmaarschalk Johan Wolfert van Brederode (1599-1655). Zoals Huygens schrijft, stuurt Frederik Hendrik op 2 november een onderhandelaar om de stad op te eisen. Vanaf 1 november zijn mineurs al bezig de stadswal te ondermijnen. De gouverneur van de stad, Jacques d’Haynin du Cornet (ca. 1587-1666), wijst het verzoek beleefd af, waarna een stormloop begint. Op 4 november capituleert de stad. Met de inname van Hulst heeft Frederik Hendrik, de stedendwinger, de verdedigingslinie van strategisch gelegen steden om de de Noordelijke Nederlanden voltooid.  De Prins heeft de tuin van de Zeven Verenigde Nederlanden gesloten. Hulst is zijn laatste overwinning en zij wordt uitbundig gevierd. Ook Huygens laat zich niet onbetuigd en schrijft een aantal lofdichten in het Latijn en het Nederlands.[5]

Lees verder “Een bijzondere brief: Constantijn Huygens als secondant van André Rivet”