David Le Leu de Wilhem aan Constantijn Huygens, 16 juni 1643[1]

De hierboven afgebeelde brief schreef David Le Leu de Wilhem op 16 juni 1643 aan Constantijn Huygens. In zijn jonge jaren studeerde De Wilhem (1588-1658) Wijsbegeerte, Rechtsgeleerdbeid en Oosterse talen aan de Leidse Universiteit. Het eerste gedeelte van zijn carrière bracht hij door als handelaar in de Levant.[2] Van daaruit ondernam hij reizen naar Egypte waar hij vele artefacten kocht, die hij met allerlei andere Egyptica aan het Leidse Theatrum Anatomicum zou doneren. Daaronder bevond zich o.a. een sarcofaag met een echte mummie die in de zeventiende en achttiende eeuw bekend stond als de ‘groote mummie’.[3] Op de afbeelding van het Theatrum Anatomicum staat de sarcofaag rechtsachter bovenop de vitrinekast.

Toen De Wilhem terugkwam en zich in de Republiek der Verenigde Nederlanden vestigde, werd hij Raad van de Prins en tot aan zijn dood in 1658 ook nog lid van de Raad van Brabant. Én hij werd de echtgenoot van Constantijns zuster Constantia (1602-1667), met wie hij in 1633 zou trouwen. Huygens had een vertrouwelijke band met zijn zwager. Ze zouden veel met elkaar schrijven, persoonlijk maar ook beroepsmatig. Er zijn in totaal 357 brieven uit hun correspondentie bewaard gebleven.
Een vroeg geval van een ‘Constanter’
Na Constantijns overlijden zijn diens boeken geveild en over de hele wereld verspreid geraakt. Omdat hij de gewoonte had in zijn boeken de inscriptie ‘Constanter’ aan te brengen, zijn deze boeken duidelijk herkenbaar, in die zin dat ze dus ooit zijn eigendom zijn geweest. Alle nog bestaande boeken met zo’n ‘Constanter’-inscriptie zijn bijeengebracht door Ad Leerintveld en daarna opgenomen in een online database die wordt bijgehouden door Kees Verduin. Daarnaast bestaat er ook de website van Ad Davidse met onder andere de gedigitaliseerde veilingcatalogi van Constantijns nagelaten bibliotheek, met waar mogelijk een link naar een digitale editie van een boek uit de collectie ergens op internet.
In de onderhavige brief van De Wilhem aan Huygens is sprake van een vroeg geval van een dergelijke ‘Constanter-vondst’. De Wilhem heeft namelijk een boek dat Huygens toebehoorde, ja hem zelfs door de auteur was geschonken, gevonden op een veiling van de nalatenschap van Jacob Wyts.[4]

P.C. Hooft betitelde Wyts ooit als: ‘t Oorloghsoogh, den heussen Wytz’.[5] Jacob Wyts was een legerofficier en een goede vriend geweest van zowel Huygens als Hooft. Wyts heeft Hooft onder meer geholpen met krijgskundige kwesties bij het schrijven van diens Nederlandsche Historiën. Huygens en Wyts schreven ook met elkaar. Er zijn 16 brieven van hun correspondentie bewaard gebleven. En kennelijk leende Huygens Wyts ook boeken uit. In de brief van De Wilhem gaat het om een boek van Edward Herbert.[6] De Wilhem vraagt Huygens of hij het Wyts geschonken heeft of alleen maar uitgeleend. Hij kan ervoor zorgen dat Huygens het terug krijgt. Waarschijnlijk is dat niet gebeurd, want hoewel het boek van Herbert voorkomt in de catalogus van de nalatenschap van Huygens’ boeken, is het jaar van uitgave daarin 1645. In het geval van het op de veiling gevonden boek moet het om een eerdere druk zijn gegaan, De Wilhems brief is immers uit 1643.

Nog meer boeken
Verder schrijft De Wilhem dat hij nóg een zeldzaam boek uit Wyts’ nalatenschap op de kop heeft getikt. Hij meent dat het echt wat voor de boekerij van stadhouder Frederik Hendrik kan zijn. Hij vraagt Huygens, die zich in die periode veel bezighoudt met het aanschaffen van boeken voor de stadhouder, of hij wil controleren of het krijgskundige werk al in het bezit is van Frederik Hendrik. Zo niet, dan moet hij het beslist aanschaffen.

En er komt nóg een onderwerp voor over ontvreemde boeken in De Wilhems brief. In de boekhandel van Dirk Maire in de Haagse Hoogstraat heeft hij tot zijn grote verontwaardiging een boek gevonden waarvan hij vermoedt dat het afkomstig is uit de bibliotheek van de stadhouder. Hij verdenkt de bibliothecaris van de stadhouderlijke bibliotheek, Anthonie Smets, ervan dat het door zijn schuld daar terecht is gekomen. Smalend schrijft hij dat Son Altesse zijn boeken ook niet moet toevertrouwen aan zo’n idiote kaartenbewaarder. Smets was inderdaad ooit, in 1636, in dienst gekomen als kaartbewaarder en zou opklimmen tot bibliothecaris en die positie bijna 50 jaar bekleden.[7] Hij werd echter meer als een beheerder gezien. Zeker ten tijde van De Wilhems brief, in 1643, was het vooral Huygens die toezag op de opbouw van de bibliotheek van de Stadhouder.
Wonderdrankje

Een vierde onderwerp, eigenlijk het eerste, dat De Wilhem in zijn brief aan Constantijn aansnijdt, is de kwestie rond Andreas Cnoffelius, lijfarts van de Poolse koning. Cnoffelius heeft een multi-inzetbaar wonderdrankje gemaakt dat in dit geval is ingezet voor de verlichting van de jicht die stadhouder Frederik Hendrik zo vreselijk kwelt. Niet alleen uit deze brief, maar uit hun hele correspondentie blijkt dat Huygens en De Wilhem het niet zo op deze dokter hebben. Maar zowel Frederik Hendrik als zijn echtgenote Amalia van Solms lopen met hem weg en willen hem graag naar de Republiek laten komen. Amalia heeft het drankje zelf ook gebruikt (waarvoor is niet duidelijk) en ze had zich er goed bij gevoeld. Kortom, ze willen er meer van en de dokter moet het zélf komen toedienen. Cnoffelius heeft laten weten dat hij voor 1.000 rijksdaalders wel bereid is af te reizen. Of dat ook is gebeurd, is tot nu toe nog niet helemaal duidelijk. Hij heeft in ieder geval wel het hieronder afgebeelde boekje over de behandeling van jicht rond die zelfde tijd in Amsterdam laten drukken.
De briefwisseling van Constantijn Huygens bewerkt door J.A. Worp

Dit alles staat zeer kort en onvolledig samengevat in de brief die ook in de gedrukte editie van de briefwisseling van Constantijn Huygens is opgenomen. De editeur, dr. J.A. Worp, heeft in het begin van de twintigste eeuw de Huygens correspondentie bewerkt en uitgegeven.[8] Omdat de editie maar zes delen mocht bevatten, is hij daarbij erg selectief geweest. Veel brieven heeft Worp geparafraseerd of slechts in een noot opgenomen. Zijn voorkeur ging duidelijk uit naar staatszaken, militaire gebeurtenissen en letterkunde. Ook bij de correspondentie met De Wilhem is de editeur selectief geweest en de onderwerpen in de hierboven behandelde brief komen maar summier aan bod. Zo is er over de geschiedenis met die Poolse wonderdokter nog veel meer te vinden in de originele brieven van en aan Constantijn Huygens. En ook over de meer persoonlijke band tussen De Wilhem en Huygens valt nog veel te ontdekken.

Hierboven is de brief van De Wilhem afgebeeld zoals hij in de editie van Worp is opgenomen. Het is een kort fragmentje waarin Nederlands en Frans door elkaar heen worden gebruikt. Niet alleen kan de lezer hierdoor op het verkeerde been worden gezet, hij kan ook de indruk krijgen dat hij hier met een complete brief te maken heeft.
Huygens Brieven Online
Om de indruk weg te nemen dat de Huygens-brieven-editie van Worp volledig is, heeft het Huygens ING enige jaren geleden besloten dat het zinvol zou zijn om deze nog steeds waardevolle editie te digitaliseren en uit te breiden met origineel materiaal: de gedigitaliseerde afbeeldingen van de brieven zelf.

Zo is er een database gemaakt met daarin plaats voor metadata (gegevens over de brieven), een digitale afbeelding van de originele brief, en waar aanwezig, een link naar de gedigitaliseerde versie van de Worp-editie (of andere edities zoals de muzikale briefwisseling van Huygens, uitgegeven door Rudolf Rasch, of de correspondentie met Hooft of Descartes, om maar enkele voorbeelden te noemen). Ook transcripties en vertalingen kunnen worden toegevoegd. De database staat online en is voor iedereen beschikbaar. Hij is echter nog niet compleet, – het is ‘work in progress’ – maar beslist al zeer goed bruikbaar. Mede gesteund door subsidie van een aantal particuliere fondsen zal het project binnen drie jaar afgerond zijn.
Van de brief van De Wilhem aan Huygens is inmiddels een voorlopige transcriptie toegevoegd, maar veel transcripties moeten nog volgen. Wie waagt zich eraan?
Ineke Huysman, 21 januari 2018
[1] De tekst van deze blog maakte deel uit van een lezing die Ineke Huysman op 28 november 2017 hield over de briefwisseling van Constantijn Huygens op het symposium ‘Papiere vrienden’ ter gelegenheid van het afscheid van Ad Leerintveld, conservator Moderne Handschriften van de Koninklijke Bibliotheek.
[2] Biografisch Portaal, zie: http://www.biografischportaal.nl/persoon/04075649.
[3] Eric Jorink, Het ‘Boeck der Natuere’. Nederlandse geleerden en de wonderen van Gods schepping 1575-1715, (2006), 296-297.
[4] Biografisch Portaal, http://www.biografischportaal.nl/persoon/72760822.
[5] P.C. Hooft, Gedichten, bewerkt door F.A. Stoet, eerste deel,(1899), 286.
[6] Edward Herbert, De Veritate, prout distinguitur a revelatione, a verisimili, a possibili, et a falso is Herberts belangrijkste werk, waarvan in de zeventiende eeuw verschillende edities verschenen. In 1639 werd het in het Frans vertaald en in 1937 in het Engels.
[7] Marika Keblusek, Boeken in de hofstad. Haagse boekcultuur in de Gouden Eeuw (1997),168-170.
[8] De briefwisseling van Constantijn Huygens, deel 1 – 6, bewerkt door J.A. Worp in de Rijks Geschiedkundige Publicatiën, (1911-1917).
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.